zondag 7 december 2008
Morgen is het zover: dan wordt het Diksmuidse herenhuis Oud Duinkerke, ook wel bekend als Huize Rouzée, openbaar verkocht. Als de notaris afklopt, weten we wie de nieuwe eigenaar wordt van dit historische pand.
De vorige eigenaar, Stad Diksmuide, doet het gebouw van de hand omdat er, zoals dat zo mooi ambtelijk heet, geen vooruitzicht was op nuttige herbestemming. Met andere woorden: het stadsbestuur wilde ervan af en heeft dat ook nooit onder stoelen of banken gestoken.
Desastreus
Want al wordt Huize Rouzée op de stedelijke website nog geroemd om zijn - ik citeer - 'prachtige gevelpartij', wie er de afgelopen jaren heentrok in de hoop er het stedelijk museum te vinden, keerde van een kale reis terug. Niks tentoonstelling over de plaatselijke diamantnijverheid, en ook geen aquarellen met stadsgezichten. Een gesloten deur en een dak vol duiven, dat was al.
Zes jaar geleden heette de sluiting nog tijdelijk te zijn: het toenmalige stadsbestuur maakte zelfs volop plannen om, met medewerking van een studiebureau, een nieuw concept voor het stedelijk museum te bedenken. Tevergeefs.
Hoe maak je een toerist wijs dat de Diksmuidse skyline in 1918 zowat een halve meter hoog was?
De voorgestelde herinrichting viel veel te duur uit voor de niet bepaald bemiddelde Boterstad, die liever investeerde in zijn nieuwe troetelkind, het interactieve bakkerijmuseum Westoria. Inmiddels is dat ook allang tenonder gegaan aan allerlei financiële kuiperijen, doch dit terzijde.
De doodssteek voor het stedelijk museum was het desastreuze bezoekersaantal. Nauwelijks drieduizend man kwam er jaarlijks over de vloer, tegenover maar liefst 75.000 voor het Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding, kortweg de IJzertoren. Probeer er dan maar eens de moed in te houden.
Weggestopt op de hoek van Weststraat en Wilgendijk, ver van elke toeristische activiteit, kwijnde het museum dan ook langzaam weg, slachtoffer van een ongelukkige locatie en een weinig aantrekkelijke verzameling.
Straffe verhalen
Tijdens de eerste wereldbrand zijn op vier jaar tijd acht eeuwen Diksmuidse geschiedenis volledig in puin geschoten, waardoor de stad zich samen met Ieper noodgedwongen richt op het slag toeristen dat graag slagvelden mag afdweilen en rondhost in gereconstrueerde loopgraven.
En daar wringt het schoentje. Waar Ieper erin geslaagd is zich op te werken tot het walhalla van Brits battlefield tourism in een sfeer van serene herdenking die niemand tegen de borst kan stuiten, torst Diksmuide de erfenis van twee wereldoorlogen met zich mee, inclusief een toren die al controverse opriep nog voor hij er goed en wel stond, en figuren die de Duitsers al bij al nog toffe peren vonden.
Hier vind je de oorlog op zijn lelijkst, en net dat is zo moeilijk te verkopen. Want hoe maak je een toerist wijs dat niets van wat hij ziet, ouder is dan negentig jaar? Dat de Diksmuidse skyline in 1918 zowat een halve meter hoog was? Als je niet laat zien hoe het vroeger was, hebben zulke straffe verhalen weinig zin.
Dàt was een mooie rol geweest voor het stedelijk museum: laten zien dat Diksmuide niet zomaar een hoop gebouwen was die toevallig in de weg stonden van de houwitsers. Zeggen van: "hé mensen, die oorlog, allemaal goed en wel, maar dit hebben we ook nog."
In plaats daarvan opteert de stad voor een parcours van koperen klinknageltjes, de zogeheten Stadslink, die de wandelaar doorheen de binnenstad voert. Informatieborden (ook in braille!) ontsluieren op de historische plaatsen langs het traject alles wat je altijd al over Diksmuide wilde weten, maar nooit durfde vragen. Dat schijnt succesvol te zijn. Misschien ben ik de enige, maar ik zal het missen, dat armzalige museum.
Labels: Diksmuide, Eerste Wereldoorlog, museum, toerisme
zaterdag 22 november 2008
Werken als tijdelijk medewerker bij de VRT heeft veel voordelen. Je krijgt er niet alleen de kans om - tegen een goede verloning- mee te draaien op een redactie en zo een aantal journalistieke vaardigheden in de praktijk bij te schaven. Meer nog, af en toe is het mogelijk om gratis een bepaalde sportmanifestatie bij te wonen.
Een paar weken geleden was het weer zo ver: in mijn mailbox vond ik een aanbod voor de wedstrijd van de Rode Duivels in Luxemburg op 19 november. En het ging dit keer niet zomaar om een aantal gratis kaarten, maar om een VIP-pakket van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Opportunistisch als ik ben, stuurde ik meteen een mail terug om mijn interesse voor de kaarten te bevestigen. Een paar dagen later kreeg ik een mailtje terug om te melden dat ik de enige geïnteresseerde was, waardoor het avondje Luxemburg dus voor mij en mijn vriendin was. Gejuich alom!
Een paar weken geleden was het weer zo ver: in mijn mailbox vond ik een aanbod voor de wedstrijd van de Rode Duivels in Luxemburg op 19 november. En het ging dit keer niet zomaar om een aantal gratis kaarten, maar om een VIP-pakket van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Opportunistisch als ik ben, stuurde ik meteen een mail terug om mijn interesse voor de kaarten te bevestigen. Een paar dagen later kreeg ik een mailtje terug om te melden dat ik de enige geïnteresseerde was, waardoor het avondje Luxemburg dus voor mij en mijn vriendin was. Gejuich alom!
Vorige woensdag was het zover. Voor de gelegenheid had ik nog eens mijn kostuumjasje en deftige broek (met krijtstreep!) uit de kast gehaald, iets dat ik anders alleen pleeg te doen voor galabals en mondelinge examens. Achteraf bekeken geen slechte keuze, want tussen alle andere opgedirkte sponsors, waren we zeker niet 'underdressed'. Om 14u30 in de namiddag werden we verwacht aan het bondsgebouw in Brussel, een constructie die je misschien nog het best kunt vergelijken met een kruising tussen de glazen piramide van het Louvre en de faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de Ugent. Daar aangekomen werden we prompt de hand geschud door Paul Van Himst, door velen België's beste voetballer ooit genoemd. Nog maar amper bekomen van de ontmoeting met het Anderlecht-monument, kregen we nog een -aangename- verrassing te verwerken. Toen we ons aanmeldden, bleek dat de genodigden van Sporza tot de 'platinum guests' behoorden. Wat dat precies inhield, werd meteen duidelijk toen we naar de poepchique business-bus verwezen werden in plaats van naar de twee andere 'gewone' touringcars voor de 'golden' en 'silver guests'.
Ondergetekende is normaal gewoon om busreizen te maken met Kazou, de jeugdienst van de CM. Het contrast tussen dat soort bussen volgepropt met joelende kinderen onder de hoede van een steevast nukkige chauffeur en het interieur van de autocar in Brussel kon niet groter zijn. We namen plaats in zeer comfortabele zetels en genietend van de zeëen aan beenruimte, monsterden we de aanwezige snufjes in de bus. Per vier zetels een uitschuifbare flatscreen, een goedvoorziene bar met frigo, tapkraan en zelf een microgolf, individueel regelbare airco en muziek én vooral een toilet dat gebruikt mocht worden. Het toppunt van al die decadente luxe was echter de alomtegenwoordige hostess die duidelijk niets aan het toeval wou overlaten. Onze 'mantels' werden in de vestiaire gelegd en anti-slipmatjes voor op de tafeltjes werden uitgedeeld om te zorgen dat de drankjes die aangeboden werden zeker niet zouden wegglijden bij bruuske remmanoeuvres. De rit verliep heerlijk rustig via de E411 en na twee en half uur en ettelijke gratis koffies later, stopte het luxe-vehikel in Luxemburg-Stad. Paul Van Himst, die op de zetel achter ons een dutje had gedaan, waarschuwde iedereen bij aankomst: we moesten zeker bij de groep uit deze bus blijven, want de gasten de andere twee bussen gingen naar een ander (lees minder) restaurant. Helemaal te gek werd het toen de bewuste bus-hostess -ik schat ze halfweg de 50- mijn vriendin en mezelf, toch nog kwieke twintigers, hielp bij het afstappen van de bus.
U raadt het al, ook het restaurant was van het type restaurant waar u en ik niet al te vaak vertoeven. We schoven aan tafel bij de andere Nederlandstaligen uit de bus. Bij ons zaten twee vriendelijke managers van ERA, de vastgoedfirma die de scheidsrechters sponsort. Aan de andere kant van de tafel zat een hoge pief van Coca-Cola Belgium, iemand van Alken-Maes en een jongedame van Belgacom. Het leeuwendeel van de gesprekken aan tafel ging over voetbal en over de Rode Duivels, waardoor ik gelukkig nog wat kon meepraten. Maar toen de heren sponsors echter een boompje opzetten over een aantal aspecten uit het bedrijfsleven, moesten we helaas afhaken. Gelukkig was er nog de gerookte zalm, de fazant in wildsaus en de heerlijke Beaujolais-wijn om ons aan op te warmen... Hoogtepunt van het diner was de obligate begroeting door de bondsvoorzitter, François De Keersmaecker en de C.E.O. van de KBVB, Jean-Marie Philips. Beide heerschappen komen regelmatig in de pers, en niet zelden met interne strubbelingen en machtsspelletjes binnen de voetbalbond. Hen hierover interpelleren leek me misschien niet helemaal opportuun, maar ik heb wel kunnen vaststellen dat het cliché over De Keersmaecker klopt. De man loopt voortdurend met een soort gelukzalige, zo niet schaapachtige glimlach op zijn gezicht.
Na het diner, moesten we terug de bus op voor een korte rit naar het Stade Josy Barthel, de thuishaven van de Luxemburgse nationale voetbaltrots. Stel u er niet teveel bij voor, mij deed het stadion vooral denken aan Schiervelde voor de verbouwingen van 2005. In het Stade Barthel kunnen iets minder toeschouwers, maar de gelijkenis is treffend: één overdekte hoofdtribune en daarond onoverdekte betonnen gradins in een ovale vorm. Net als het stadion, was ook de wedstrijd niet veel soeps. Gelukkig dat supertalent Eden Hazard naar het einde toe nog voor wat sensatie zorgde.
De terugreis verliep even vlekkeloos, en alsof we na de driegangen-maaltijd nog niet genoeg geschranst hadden, leurde de hostess nu niet alleen met drankjes maar ook met belegde broodjes. Waarnemers verwijten de Belgische Voetbalbond vaak incompetentie, misschien niet helemaal onterecht. Als het een troost mag zijn, de KBVB weet wel van aanpakken wat betreft luxueuze busreizen en gastronomie. Als ik er iets langer bij stil sta, is het misschien wel schrijnend dat dergelijke (kostelijke) VIP-arrangementen met een zeer grote vanzelfsprekendheid worden georganiseerd. Al moet ik eerlijk toegeven dat een simpele sportliefhebber als mezelf een stuk minder kritisch wordt, wanneer hij net Paul Van Himst de hand heeft geschud en een wedstrijdticket ter waarde van €30 in zijn handen gestopt krijgt. KBVB olé!
"Paul Van Himst, die op de zetel achter ons een dutje had gedaan, waarschuwde iedereen bij aankomst."
Ondergetekende is normaal gewoon om busreizen te maken met Kazou, de jeugdienst van de CM. Het contrast tussen dat soort bussen volgepropt met joelende kinderen onder de hoede van een steevast nukkige chauffeur en het interieur van de autocar in Brussel kon niet groter zijn. We namen plaats in zeer comfortabele zetels en genietend van de zeëen aan beenruimte, monsterden we de aanwezige snufjes in de bus. Per vier zetels een uitschuifbare flatscreen, een goedvoorziene bar met frigo, tapkraan en zelf een microgolf, individueel regelbare airco en muziek én vooral een toilet dat gebruikt mocht worden. Het toppunt van al die decadente luxe was echter de alomtegenwoordige hostess die duidelijk niets aan het toeval wou overlaten. Onze 'mantels' werden in de vestiaire gelegd en anti-slipmatjes voor op de tafeltjes werden uitgedeeld om te zorgen dat de drankjes die aangeboden werden zeker niet zouden wegglijden bij bruuske remmanoeuvres. De rit verliep heerlijk rustig via de E411 en na twee en half uur en ettelijke gratis koffies later, stopte het luxe-vehikel in Luxemburg-Stad. Paul Van Himst, die op de zetel achter ons een dutje had gedaan, waarschuwde iedereen bij aankomst: we moesten zeker bij de groep uit deze bus blijven, want de gasten de andere twee bussen gingen naar een ander (lees minder) restaurant. Helemaal te gek werd het toen de bewuste bus-hostess -ik schat ze halfweg de 50- mijn vriendin en mezelf, toch nog kwieke twintigers, hielp bij het afstappen van de bus.
U raadt het al, ook het restaurant was van het type restaurant waar u en ik niet al te vaak vertoeven. We schoven aan tafel bij de andere Nederlandstaligen uit de bus. Bij ons zaten twee vriendelijke managers van ERA, de vastgoedfirma die de scheidsrechters sponsort. Aan de andere kant van de tafel zat een hoge pief van Coca-Cola Belgium, iemand van Alken-Maes en een jongedame van Belgacom. Het leeuwendeel van de gesprekken aan tafel ging over voetbal en over de Rode Duivels, waardoor ik gelukkig nog wat kon meepraten. Maar toen de heren sponsors echter een boompje opzetten over een aantal aspecten uit het bedrijfsleven, moesten we helaas afhaken. Gelukkig was er nog de gerookte zalm, de fazant in wildsaus en de heerlijke Beaujolais-wijn om ons aan op te warmen... Hoogtepunt van het diner was de obligate begroeting door de bondsvoorzitter, François De Keersmaecker en de C.E.O. van de KBVB, Jean-Marie Philips. Beide heerschappen komen regelmatig in de pers, en niet zelden met interne strubbelingen en machtsspelletjes binnen de voetbalbond. Hen hierover interpelleren leek me misschien niet helemaal opportuun, maar ik heb wel kunnen vaststellen dat het cliché over De Keersmaecker klopt. De man loopt voortdurend met een soort gelukzalige, zo niet schaapachtige glimlach op zijn gezicht.
"De KBVB is absoluut niet incompetent wat betreft luxueuze busreizen en gastronomie."
Na het diner, moesten we terug de bus op voor een korte rit naar het Stade Josy Barthel, de thuishaven van de Luxemburgse nationale voetbaltrots. Stel u er niet teveel bij voor, mij deed het stadion vooral denken aan Schiervelde voor de verbouwingen van 2005. In het Stade Barthel kunnen iets minder toeschouwers, maar de gelijkenis is treffend: één overdekte hoofdtribune en daarond onoverdekte betonnen gradins in een ovale vorm. Net als het stadion, was ook de wedstrijd niet veel soeps. Gelukkig dat supertalent Eden Hazard naar het einde toe nog voor wat sensatie zorgde.
De terugreis verliep even vlekkeloos, en alsof we na de driegangen-maaltijd nog niet genoeg geschranst hadden, leurde de hostess nu niet alleen met drankjes maar ook met belegde broodjes. Waarnemers verwijten de Belgische Voetbalbond vaak incompetentie, misschien niet helemaal onterecht. Als het een troost mag zijn, de KBVB weet wel van aanpakken wat betreft luxueuze busreizen en gastronomie. Als ik er iets langer bij stil sta, is het misschien wel schrijnend dat dergelijke (kostelijke) VIP-arrangementen met een zeer grote vanzelfsprekendheid worden georganiseerd. Al moet ik eerlijk toegeven dat een simpele sportliefhebber als mezelf een stuk minder kritisch wordt, wanneer hij net Paul Van Himst de hand heeft geschud en een wedstrijdticket ter waarde van €30 in zijn handen gestopt krijgt. KBVB olé!
Labels: KBVB, Luxemburg, Rode Duivels, voetbal
maandag 10 november 2008
Religieus geweld in Israël: het is lang niet het exclusieve terrein van joden en moslims. Gisteren kwam het in de Heilig Grafkerk in Jeruzalem immers tot een grootschalige knokpartij tussen Armeense en Grieks-orthodoxe monniken. De aanleiding van de ruzie is vooralsnog onduidelijk: de Grieken geven de Armeniërs de schuld en vice versa.
Niets nieuws onder de zon voor wie zijn geschiedenis een beetje kent. De Grafkerk is al zowat een half millennium de inzet van een bitse strijd tussen verschillende christelijke geloofsgemeenschappen. Allemaal claimen ze de laatste rustplaats van de Zoon des Heren en beschouwen ze de anderen als onbeschaamde indringers, met alle conflicten van dien.
Vechtpartijen tussen monniken zijn schering en inslag in de Heilig Grafkerk
(bron: BBC News)
In 1767 begon dat voortdurende gekibbel de Ottomaanse sultan Mustafa III zodanig op de zenuwen te werken, dat hij een firman (wet) uitvaardigde, die de kerk onder de verschillende facties verdeelde. Halfweg de negentiende eeuw werd die regeling bevestigd: de status quo was geboren.(bron: BBC News)
Misverstand
Sindsdien beschikken de zes religies (de Griekse, Roomse, Armeense, Syrische, Ethiopische en Koptische Kerk) elk over hun eigen altaren en kapellen, een territorium dat ze nauwgezet bewaken. Want al staat de overeenkomst netjes op papier, onderhuids broeit de spanning nog steeds, en het pietluttigste misverstand is goed voor een fikse rel.
Zelfs over een onnozele ladder raken ze het niet eens.
Het gevecht van gisteren zou begonnen zijn omdat de Grieken - volgens de Armeniërs - aan de vooravond van een belangrijk feest een monnik hadden geposteerd in het Ediculum (het 'huisje' waarin zich het Heilig Graf bevindt), op Armeens terrein dus. De Grieken kloegen dan weer dat de Armeniërs hun rechten niet eerbiedigden.
Spirituele vechtjassen
Maar het kan nog absurder. Zo kwam het in 2004 tot een gevecht in regel omdat de franciscanen de deur van een kapel hadden laten openstaan, terwijl ernaast een orthodoxe plechtigheid aan de gang was. De Grieken zagen dit als een vorm van gebiedsuitbreiding en hop: het spel zat op de wagen.
In 2002 kregen de Kopten en Ethiopiërs het op een hete zomerdag met elkaar aan de stok. De monnik die vanop het dak de grens van het Koptische deel bewaakt, had zijn stoel in de schaduw gezet - op Ethiopisch terrein natuurlijk. Ethiopiërs kwaad, en de Israëlische politie mocht tussenbeide komen om de spirituele vechtjassen te scheiden.
Omdat het assortiment christenen elkaar voortdurend zit te beloeren, hebben ze jammer genoeg geen oog voor dringende zaken als de restauratie van de kerk. Bepaalde delen zijn gemeenschappelijk terrein, inclusief een ladder die iemand in de 19de eeuw had laten staan. Dat betekent dat eventuele aanpassingen pas mogen gebeuren als alle religies zich akkoord verklaard hebben.
U voelt 'm al aankomen: die onderhandelingen schieten niet op, want altijd is er wel iemand die vreest dat de werken zijn territorium zouden kunnen aantasten. Zelfs over een onnozele ladder raken ze het niet eens. Nochtans kan het eeuwenoude bouwwerk een opknapbeurt best gebruiken. Als ze niet snel optreden, maken de christenen binnenkort ruzie over een ruïne.
Labels: christendom, Heilig Grafkerk, Jeruzalem, status quo
dinsdag 4 november 2008
Al enkele jaren is de kusttram voor mij een schier onuitputtelijke bron van onversneden ergernis. Om van het station in Oostende naar mijn zo geliefde Nieuwpoort te raken, zit er voor mij niets anders op dan te sporen langs badsteden als Middelkerke, Westende en Lombardsijde. Een reis van zo maar even drie kwartier.
Vanwaar die diepgewortelde aversie, vraagt u zich misschien af. “De kusttram, de lijn met de leukste bestemming!” Klinkt toch leuk? Niets is minder waar. Op de kusttram treft men namelijk vogels van diverse pluimage aan. Een willekeurige greep uit het aanbod: schreeuwerige horden kinderen die op hun bovenlip zand en snot mengen tot een slijmerig snorretje, corpulente dames met overdadig veel valsgouden sieraden die in gebroken Frans overleggen waar ze hun volgende crêpe of gauffre gaan eten, oude mannen die kauwend op pruimtabak emmeren over mijn krant waarmee ik hen “godverdomme bijna een oog uitsteek”, alcoholici met natgeregende honden die zich eerst droogschudden in je gezicht en vervolgens je broek onderkwijlen, krijsende baby’s, pubers die in al hun onbegrepen woede sigaretten opsteken en de nieuwste jumpschijven door hun gsm laten knallen. Zo kan ik nog even doorgaan. Ik hou immers zorgvuldig een lijst met grieven bij. En ik heb nog niet eens deze klassieker bovengehaald: “zoude gij niet eens rechtstaan voor d’ouwe mensen? ’t Is toch een schandaal.”
Ontelbare keren heb ik al gedacht: “hier schrijf ik nog eens een boek over”. Nu deze blog in het leven is geroepen, grijp ik mijn kans. Het is een begin. Op mijn galspuwende roman De Kusttram is het Zaad van Satan blijft het helaas nog even wachten. Laat mij dan nu ter zake komen.
In mijn gedachten klonk het cynisch: “kijk eens aan, de toekomst is verzekerd.”
De afgelopen herfstvakantie gebeurde er iets bijzonders op het vehikel van de haat –excuus- de kusttram. Ergens halverwege Raversijde stapte een Vlaamse scoutsgroep op. Ik schatte hun leeftijd ergens tussen 10 en 12. Ze droegen blauwe hemdjes met op de schouder een vervaarlijk klauwende leeuw. De jongens gingen aan de rechterkant van de tram zitten en hieven een luid “ik heb een potteke vet” aan. Leuk. Enkele haltes verder stapte zowaar nog een scoutsgroep op. Het bleek deze keer te gaan om een verzameling Waalse kinderen. Hun uniform bestond uit beige hemdjes en blauwe sjaaltjes. Het gezang van de Vlaamse leeuwtjes verstomde meteen, terwijl ze argwanend toekeken hoe de Waaltjes met sjaaltjes gingen zitten aan de linkerkant van de tram.
Stilte voor de storm, zo bleek. Na wat gefluister en gegiechel begonnen de Waalse kinderen enthousiast te zingen: “et les Wallons! Et les Wallons! Et les Wallons sont champions !” Groot jolijt. De Vlaamse padvinders wisten even niet goed wat te doen, maar al snel hadden ze zich herpakt. Even later klonk het dan ook aan de andere zijde: “et les Wallons! Et les Wallons! Et les Wallons sont des champignons!” Een bitsige zangwedstrijd barstte nu los en tussenin wierpen de jongens lustig scheldwoorden naar elkaar. Beide partijen bleken immers te beschikken over een hoogst uitgebreide en kleurrijke woordenschat. In mijn gedachten klonk het cynisch: “kijk eens aan, de toekomst is verzekerd.”
Toen de tram bijna in Nieuwpoort arriveerde stapte een bejaard koppel op. Aan hun gesprek te horen, ging het opnieuw om mensen uit Franstalig België. Ze keken verbaasd naar het strijdtoneel. De man stapte na een poosje af op de kinderen. Ik had bewondering voor de oude knar, die het aandurfde om daar even voor Kofi Annan te gaan spelen. Mijn inschatting van zijn intenties was echter fout. De man ging de Waalse kinderen vervoegen, strekte parmantig zijn knokige middelvinger naar de Vlaamse kinderen en zong lustig mee. De hilariteit aan de Nederlandstalige zijde werd beantwoord met een tweede erecte middelvinger en een krachtig “ta gueule!”
Ik stapte af aan de Jozef Cardijnlaan in Nieuwpoort. Aan mijn lijst met tramgrieven werd toegevoegd: communautaire rel.
Stilte voor de storm, zo bleek. Na wat gefluister en gegiechel begonnen de Waalse kinderen enthousiast te zingen: “et les Wallons! Et les Wallons! Et les Wallons sont champions !” Groot jolijt. De Vlaamse padvinders wisten even niet goed wat te doen, maar al snel hadden ze zich herpakt. Even later klonk het dan ook aan de andere zijde: “et les Wallons! Et les Wallons! Et les Wallons sont des champignons!” Een bitsige zangwedstrijd barstte nu los en tussenin wierpen de jongens lustig scheldwoorden naar elkaar. Beide partijen bleken immers te beschikken over een hoogst uitgebreide en kleurrijke woordenschat. In mijn gedachten klonk het cynisch: “kijk eens aan, de toekomst is verzekerd.”
Toen de tram bijna in Nieuwpoort arriveerde stapte een bejaard koppel op. Aan hun gesprek te horen, ging het opnieuw om mensen uit Franstalig België. Ze keken verbaasd naar het strijdtoneel. De man stapte na een poosje af op de kinderen. Ik had bewondering voor de oude knar, die het aandurfde om daar even voor Kofi Annan te gaan spelen. Mijn inschatting van zijn intenties was echter fout. De man ging de Waalse kinderen vervoegen, strekte parmantig zijn knokige middelvinger naar de Vlaamse kinderen en zong lustig mee. De hilariteit aan de Nederlandstalige zijde werd beantwoord met een tweede erecte middelvinger en een krachtig “ta gueule!”
Ik stapte af aan de Jozef Cardijnlaan in Nieuwpoort. Aan mijn lijst met tramgrieven werd toegevoegd: communautaire rel.
Labels: communautaire rel, kusttram, scouts
dinsdag 28 oktober 2008
Gastronomen, zeker die met een voorkeur voor riviervis, doen er dezer dagen goed aan de actualiteit te volgen, willen ze niet voor verrassingen komen te staan. Je zal maar achteloos een gebakken forelletje bestellen - 'in botersaus graag, ober': voor je het weet zitten Luckas Vander Taelen en de Mossad je achter de veren.
Want de forel is verbrand. Schuldig aan passieve collaboratie als zijnde het lievelingsgerecht van Adolf Hitler. Dat mag je niet zeggen, en je mag het nog veel minder klaarmaken, want op die manier riskeer je de Führer een menselijk gezicht te geven. En Hitler vermenselijken is de eerste stap naar negationisme, althans volgens Michael Freilich van Joods Actueel.
Nu kun je over de nazi's veel beweren, maar dat ze allen behoorden tot de soort Homo sapiens sapiens, is boven alle twijfel verheven. Toch is het uitgerekend dat wat de tegenstanders van de bewuste aflevering van Plat préféré tegen de borst stoot.
Waarom toch? Wie is er zestig jaar na datum mee gebaat om Hitler voor te stellen als een monster dat zich voedt met het bloed van jonge maagden? Is het niet juist veel intrigerender te bedenken dat een man die wel een gebakken visje lust, miljoenen mensen de dood kan injagen?
Vers geschoten partizaan
In de pers regende het de afgelopen dagen alvast emotionele reacties. “Het hongerrantsoen in het Fort van Breendonk bestond uit 3 tassen koffie en 100 gram brood per dag. Dat de topchef tijd besteedt aan het opwaarderen van dat menu”, aldus François De Coster, voorzitter van de vereniging van Belgische politieke gevangenen.
Hugo van Minbruggen, van de website verzet.org, noemt het idee 'geheel smakeloos', en suggereert vervolgens met aanstekelijk enthousiasme wat er dan wel op het menu van Hitler stond: 'doodgeslagen Jood', 'pas geboren zigeunerkind met zweepslagen', 'vers geschoten Partizaan', 'gecastreerde Homoseksueel', 'gecremeerde Jodenkinderen', 'gemartelde Vrijmetselaar', 'bont en blauw geslagen zwarten en Aziaten'.
De VRT kan zich uiteraard geen rel veroorloven, en heeft de bewuste aflevering dan maar vervangen door die van volgende week, iets met risotto en Maria Callas. Ongetwijfeld even lekker, maar het blijft toch flauw van de openbare omroep om enerzijds hun steun aan de programmamakers te betuigen en anderzijds de critici meteen hun zin te geven.
Schokeffect
Wanneer de woorden 'forel op Beierse wijze' en 'Blood & Honour' in dezelfde zin opduiken, dan wordt het mij als historicus werkelijk droef te moede. Wat is er gebeurd met good old relativeringsvermogen? Waar zit het historisch besef als zo'n complex fenomeen als het nazisme wordt gereduceerd tot 1 onwaarschijnlijke boeman met een snorretje? Hebben we daarvoor die eindeloze stroom WOII-documentaires op Canvas uitgezeten?
Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat de keuze van Jeroen Meus perfect verdedigbaar is. 't Is toch slikken als je het rijtje beroemdheden en hun lievelingsgerecht afgaat: Johnny Cash, Freddie Mercury, Roald Dahl. En Adolf Hitler.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ze er den Dolf louter hebben bijgenomen voor het schokeffect. Misschien zelfs buiten het medeweten van de presentator, want zeg nu zelf: kunt u zich voorstellen dat een man die volschiet bij een bezoek aan Roald Dahls schrijfhut, op het idee komt om het lievelingskostje van zo'n ongeëvenaarde ploert te bereiden?
Hier en daar doen nu geruchten de ronde, als zou forel met blanke botersaus niet het lievelingsgerecht van Hitler zijn geweest. Sensatie! De Blandino's volgen de ontwikkelingen op de voet, en hopen stilletjes dat Meus voor de tweede reeks toch wat minder controversiële onderwerpen kiest. Iemand een suggestie?
Want de forel is verbrand. Schuldig aan passieve collaboratie als zijnde het lievelingsgerecht van Adolf Hitler. Dat mag je niet zeggen, en je mag het nog veel minder klaarmaken, want op die manier riskeer je de Führer een menselijk gezicht te geven. En Hitler vermenselijken is de eerste stap naar negationisme, althans volgens Michael Freilich van Joods Actueel.
Wanneer de woorden 'forel op Beierse wijze' en 'Blood & Honour' in dezelfde zin opduiken, dan wordt het mij droef te moede.
Nu kun je over de nazi's veel beweren, maar dat ze allen behoorden tot de soort Homo sapiens sapiens, is boven alle twijfel verheven. Toch is het uitgerekend dat wat de tegenstanders van de bewuste aflevering van Plat préféré tegen de borst stoot.
Waarom toch? Wie is er zestig jaar na datum mee gebaat om Hitler voor te stellen als een monster dat zich voedt met het bloed van jonge maagden? Is het niet juist veel intrigerender te bedenken dat een man die wel een gebakken visje lust, miljoenen mensen de dood kan injagen?
Vers geschoten partizaan
In de pers regende het de afgelopen dagen alvast emotionele reacties. “Het hongerrantsoen in het Fort van Breendonk bestond uit 3 tassen koffie en 100 gram brood per dag. Dat de topchef tijd besteedt aan het opwaarderen van dat menu”, aldus François De Coster, voorzitter van de vereniging van Belgische politieke gevangenen.
Hugo van Minbruggen, van de website verzet.org, noemt het idee 'geheel smakeloos', en suggereert vervolgens met aanstekelijk enthousiasme wat er dan wel op het menu van Hitler stond: 'doodgeslagen Jood', 'pas geboren zigeunerkind met zweepslagen', 'vers geschoten Partizaan', 'gecastreerde Homoseksueel', 'gecremeerde Jodenkinderen', 'gemartelde Vrijmetselaar', 'bont en blauw geslagen zwarten en Aziaten'.
De VRT kan zich uiteraard geen rel veroorloven, en heeft de bewuste aflevering dan maar vervangen door die van volgende week, iets met risotto en Maria Callas. Ongetwijfeld even lekker, maar het blijft toch flauw van de openbare omroep om enerzijds hun steun aan de programmamakers te betuigen en anderzijds de critici meteen hun zin te geven.
Schokeffect
Wanneer de woorden 'forel op Beierse wijze' en 'Blood & Honour' in dezelfde zin opduiken, dan wordt het mij als historicus werkelijk droef te moede. Wat is er gebeurd met good old relativeringsvermogen? Waar zit het historisch besef als zo'n complex fenomeen als het nazisme wordt gereduceerd tot 1 onwaarschijnlijke boeman met een snorretje? Hebben we daarvoor die eindeloze stroom WOII-documentaires op Canvas uitgezeten?
Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat de keuze van Jeroen Meus perfect verdedigbaar is. 't Is toch slikken als je het rijtje beroemdheden en hun lievelingsgerecht afgaat: Johnny Cash, Freddie Mercury, Roald Dahl. En Adolf Hitler.
Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ze er den Dolf louter hebben bijgenomen voor het schokeffect. Misschien zelfs buiten het medeweten van de presentator, want zeg nu zelf: kunt u zich voorstellen dat een man die volschiet bij een bezoek aan Roald Dahls schrijfhut, op het idee komt om het lievelingskostje van zo'n ongeëvenaarde ploert te bereiden?
Hier en daar doen nu geruchten de ronde, als zou forel met blanke botersaus niet het lievelingsgerecht van Hitler zijn geweest. Sensatie! De Blandino's volgen de ontwikkelingen op de voet, en hopen stilletjes dat Meus voor de tweede reeks toch wat minder controversiële onderwerpen kiest. Iemand een suggestie?
Labels: Adolf Hitler, botersaus, forel, Jeroen Meus
maandag 27 oktober 2008
Wat al enkele weken in de lucht hing, is dit weekend eindelijk gebeurd: Dirk Geeraerd is niet langer trainer van KSV Roeselare. Twee punten uit negen wedstrijden en de 0-3 afgang in de derby tegen Zulte-Waregem deden Geeraerd de das om.
Wie me kent, weet dat ik een vurig supporter ben van Roeselare. Ik volg de club op de voet en zou mijn visie kunnen geven op de vraag of Geeraerd al dan niet terecht aan de kant is geschoven. In een poging om het een beetje boeiend te houden voor de niet-voetballiefhebber, kies ik voor een andere invalshoek.
Het ontslag van een voetbalcoach is altijd een hapklare brok voor de media. Een trainerswissel komt zelden uit de lucht gevallen: de crisisperiode die aan het ontslag vooraf gaat, is vanuit journalistiek standpunt uiteraard veel boeiender dan het positieve verhaal over een rustige en stabiele club. De manier waarop de media over die 'crisissfeer' berichten, en hoe ze zelf vaak een actieve rol spelen is bijzonder interessant om volgen.
"Er zit een Jood in het bestuur!"
Laat ons de casus Dirk Geeraerd en Roeselare als voorbeeld nemen. Twee seizoenen geleden, begin februari 2007, staat Roeselare knap zesde in de stand, na drie opeenvolgende overwinningen. Absoluut een mooie en onverwachte prestatie van de ploeg en zijn coach, maar amper een woord hierover in de media.
Want, wat vulde in die periode dan wel de kolommen van de sportbijlagen? Een crisis natuurlijk... Het zat op dat moment behoorlijk scheef bij één van de topclubs. Na de pijnlijke overwinning van Roeselare op het veld van Club Brugge, mochten Emilio Ferrera, Franky van der Elst en Marc Degryse hun bureau in Jan Breydel leeg maken.
Die laatste werd door iedereen openlijk uitgespuwd voor zijn falend transferbeleid. De onverwerkte frustratie dat Degryse ruim 15 jaar eerder de overstap had gemaakt van Club naar Anderlecht kwam op een pijnlijke manier terug naar boven. Ik citeer letterlijk de Club Brugge-aanhang tijdens de match tegen Roeselare: "Er zit een Jood in het bestuur". U merkt het: meer dan genoeg conflictueuze materie om verslag over uit te brengen.
Wie me kent, weet dat ik een vurig supporter ben van Roeselare. Ik volg de club op de voet en zou mijn visie kunnen geven op de vraag of Geeraerd al dan niet terecht aan de kant is geschoven. In een poging om het een beetje boeiend te houden voor de niet-voetballiefhebber, kies ik voor een andere invalshoek.
Het ontslag van een voetbalcoach is altijd een hapklare brok voor de media. Een trainerswissel komt zelden uit de lucht gevallen: de crisisperiode die aan het ontslag vooraf gaat, is vanuit journalistiek standpunt uiteraard veel boeiender dan het positieve verhaal over een rustige en stabiele club. De manier waarop de media over die 'crisissfeer' berichten, en hoe ze zelf vaak een actieve rol spelen is bijzonder interessant om volgen.
"Er zit een Jood in het bestuur!"
Laat ons de casus Dirk Geeraerd en Roeselare als voorbeeld nemen. Twee seizoenen geleden, begin februari 2007, staat Roeselare knap zesde in de stand, na drie opeenvolgende overwinningen. Absoluut een mooie en onverwachte prestatie van de ploeg en zijn coach, maar amper een woord hierover in de media.
Want, wat vulde in die periode dan wel de kolommen van de sportbijlagen? Een crisis natuurlijk... Het zat op dat moment behoorlijk scheef bij één van de topclubs. Na de pijnlijke overwinning van Roeselare op het veld van Club Brugge, mochten Emilio Ferrera, Franky van der Elst en Marc Degryse hun bureau in Jan Breydel leeg maken.
Die laatste werd door iedereen openlijk uitgespuwd voor zijn falend transferbeleid. De onverwerkte frustratie dat Degryse ruim 15 jaar eerder de overstap had gemaakt van Club naar Anderlecht kwam op een pijnlijke manier terug naar boven. Ik citeer letterlijk de Club Brugge-aanhang tijdens de match tegen Roeselare: "Er zit een Jood in het bestuur". U merkt het: meer dan genoeg conflictueuze materie om verslag over uit te brengen.
Ontslag op bestelling
Terug naar de actualiteit nu. Dit seizoen gaat het van kwaad naar erger bij Roeselare. In de meerderheid van de wedstrijden is het niveau van de ploeg ondermaats. En als het elftal dan toch eens behoorlijk voor de dag komt, krijgt het geen loon naar werken. Kortom: het 'crisisspook' dwaalt al een aantal weken rond op Schiervelde. En die malaise, daar besteedt de pers natuurlijk wel heel wat aandacht aan.
Zoals dat altijd gaat, waren de journalisten er als de kippen bij om de vraag te stellen of de positie van Dirk Geeraerd bij Roeselare niet ter discussie staat. Niet dat daar iets verkeerd mee is, want het is uiteraard hun plicht om dat soort kritische vragen op te werpen.
Toch mag de impact van de berichtgeving rond zo'n crisis niet onderschat worden. Eens de media stelt dat de stoel van de coach begint te wankelen, is er geen houden meer aan. Bestuursleden, spelers, supporters , tot zelf de terreinmeester toe, allemaal werden ze gevraagd of Geeraerd al dan niet ontslagen moest worden.
Zoals dat altijd gaat, waren de journalisten er als de kippen bij om de vraag te stellen of de positie van Dirk Geeraerd bij Roeselare niet ter discussie staat. Niet dat daar iets verkeerd mee is, want het is uiteraard hun plicht om dat soort kritische vragen op te werpen.
Toch mag de impact van de berichtgeving rond zo'n crisis niet onderschat worden. Eens de media stelt dat de stoel van de coach begint te wankelen, is er geen houden meer aan. Bestuursleden, spelers, supporters , tot zelf de terreinmeester toe, allemaal werden ze gevraagd of Geeraerd al dan niet ontslagen moest worden.
Na het verlies op Moeskroen twee weekends geleden, kondigde de club een extra bestuursvergadering aan. Op die bewuste vergadering, vorige week maandag, zou er ook een gesprek plaatsvinden met de trainer. Zo goed als alle kranten en voetbalsites gingen er van uit dat de dagen van Geeraerd als trainer van Roeselare geteld waren. Maandag 20 oktober was de laatste werkdag van de Oost-Vlaamse coach, daar was iedereen van overtuigd. Een mooi voorbeeld hiervan: maandagavond deed ik naar wekelijkse gewoonte mee aan een café-quiz in Gent en één van de 'actualiteitsvragen' was: "Hoe heet de trainer van Roeselare die intussen zo goed als zeker ontslagen is?"
Maar de media zaten er dus naast. Die maandag, tijdens die quiz, heb ik heel wat over en weer ge-sms't om te weten hoe de situatie evolueerde. Zonder arrogant te willen overkomen kan ik stellen dat ik een 'rechtstreekse bron' heb binnen het bestuur van de club. Op het moment dat die bewuste quizvraag gesteld werd, en het persbericht nog niet vertrokken was, wist ik al dat het Roeselaarse bestuur, tegen alle verwachtingen in, Dirk Geeraerd nog niet ontslagen had.
Nuance of een sterke kop?
De messen bleven echter geslepen. Het bestuur had immers beslist dat Geeraerd na iedere wedstrijd zou geëvalueerd worden. In de redenering dat de thuiswedstrijd tegen Zulte-Waregem wel eens de laatste zou kunnen zijn met Geeraerd aan het roer, stuurde de VRT een extra cameraploeg naar Schiervelde. De opdracht was heel simpel: volg de trainer voor, tijdens en na de wedstrijd. Een eer die normaal alleen weggelegd is voor 'toptrainers', genre Preud'homme en Matthijsen. Het resultaat kan u hier bekijken onder de ietwat dramatische titel: "De laatste uren als trainer."
De sportredactie van de VRT had dus juist gegokt, want Geeraerd werd gisteren uiteindelijk toch aan de kant geschoven. Al is er in principe geen sprake van 'ontslag'. De ex-trainer van Waasland heeft een contract in Roeselare tot 2010 en dat wordt niet verbroken. Het persbericht van de club stelt letterlijk dat "Dirk Geeraerd als hoofdtrainer op non-actief wordt gezet." Concreet betekent dit dus dat de voormalige sociaal assistent waarschijnlijk binnen de club actief blijft, maar dan in een andere functie.
Strikt genomen is Geeraerd dus niet 'ontslagen' door Roeselare, het contract blijft lopen. Het kan overkomen als 'mierenneukerij', maar ik vind het toch frappant dat die nuance bij heel wat media verloren ging. Sporza.be plaatste het volgende bericht op haar site, toen de beslissing net bekend gemaakt was:
Roeselare zet Geeraerd aan de deur
zo 26/10/08 - KSV Roeselare heeft vandaag zijn trainer Dirk Geeraerd ontslagen. De club kende een barslechte competitiestart: met twee punten uit negen wedstrijden staat het op de laatste plaats. Assistent-trainer Nico Vanderdonck neemt voorlopig over.
Ook de concurrentie van sport.be maakte dezelfde fout.
Uiteraard begrijp ik dat de kop: "Roeselare zet Geeraerd op non-actief" helemaal niet zo sterk is als de koppen uit de vorige twee berichtjes. En uiteraard is er maar een flinterdunne grens tussen 'op non actief plaatsen' en iemand ontslaan.
Maar toch vind ik het ergens niet kunnen dat je verkondigt dat iemand ontslagen is terwijl dat eigenlijk niet zo is. Idealiter moet je volgens mij streven naar een sterk verhaal, maar dan wel een correct verhaal.
Tot slot nog een voorbeeld waar de journalist, naar mijn bescheiden mening, het bericht wel goed aanpakt. Het Nieuwsblad van vandaag schrijft het volgende op de tweede pagina van het sportkatern:
Roeselare offert Dirk Geeraerd
Roeselare begint aan een moeizame zoektocht naar een nieuwe coach nadat Dirk Geeraerd gisteren door de club op non-actief is gezet.
De kop is sterk en beeldend, maar door de inleidende zin doet Het Nieuwsblad de waarheid zeker geen geweld. Al zal dat Dirk Geeraerd op dit moment waarschijnlijk een zorg wezen.
Labels: Dirk Geeraerd, KSV Roeselare, Roeselare, sport.be, sporza, voetbal
zaterdag 25 oktober 2008
Verblijd en jubel! Begin deze maand verscheen Tell Tale Signs, het 8ste deel uit The Bootleg Series van Bob Dylan. Het is een nieuwe verzameling van zogenaamde abanadoned treasures: losse opnames en songs die op een of andere manier de albums niet haalden. Wees gerust, u zal hier geen saaie bespreking lezen. Neen, ik wil het hebben over de hoogst aparte impact die het verschijnen van dergelijke bootlegs kan hebben op sommige sujetten.
Tell Tale Signs. Niet zomaar een plaat voor Dylanologen.
Fans van Bob Dylan ofte Robert Zimmerman, zijn immers een eigenaardig volkje. Niet alleen heeft hun gezamelijke idool al een hele resem toonaangevende albums bijeengeschreven, hij filmde daarnaast ook excentrieke documentaires als Don't Look Back (1967) en Eat The Document (1972), maakte kinderlijke tekeningen naar het voorbeeld van zijn muzikale peetvader Woody Guthrie, schreef nevelige Rimbaud-achtige dichtbundels als Tarantula (1971) en werkt momenteel aan het tweede deel van zijn vlijmscherpe literaire autobiografie Chronicles, Volume One (2004).
Bob Dylan is een artistieke duizendpoot en tegelijk één van die figuren die nog maar een melodische scheet hoeft te laten om de aandacht van een hongerige roedel muziekjournalisten te trekken.
Daar komt nog bij dat Bawb volstrekt onvatbaar is als mens en performer: in de jaren '60 was hij de voortrekker van een generatie jonge rebelse hemelbestormers, in de late jaren '70 werd hij zowaar een New Born Christian. Ooit was hij de messias van de Amerikaanse folkrevival, maar jaren later werd hij vervloekt en verguisd door folkhardliners omdat hij het miljaarde aangedurfd had ordinaire rock 'n roll te gaan spelen. Journalisten legde Dylan steevast in de luren met ironische, sarcastische en soms downright nonsensicale praat:
You don't necessarily have to write to be a poet. Some people work in gas stations and they're poets. I don't call myself a poet because I don't like the word. I'm a trapeze artist.(Norah Ephron and Susan Edmiston, 1965)
Bob Dylan. Trapeze artist.
Dit alles zorgt ervoor dat een zichzelf respecterende Dylanfan nooit echt helemaal verzadigd is. Elke song, video, tekst of foto kan een nieuw stukje zijn van de immer onvolledige puzzel die Dylan is. En dan slaat de microbe genadeloos toe: liefhebbers worden fans, fans worden dwepers en dwepers worden uiteindelijk onuitstaanbare fanatiekelingen die niets liever doen dan betweterige details bovenhalen en bezield discussiëren over welk album nu eigenlijk het beste is: Blonde on Blonde (1966) of Blood on the Tracks (1975)?
Ik reken mezelf graag bij deze groep van pedante wijsneuzen. Dylan is de onbetwiste koning der singer-songwriters. En het beste album is Blood on the Tracks, dat weet elk helder denkend mens met twee goed functionerende oren.
De beschreven aandoening kreeg dankzij een zekere A.J. Weberman (1945-) trouwens ook een naam: "dylanology". Volgens de mythe kreeg de heer Weberman op een zekere schooldag de volgende ingeving: "well fuck this shit man. Interpreting Dylan is a hundred times more interesting than going to school." En zo gebeurde het dat Weberman intensief de vuilniszakken van Bob Dylan begon te doorzoeken. Wat hij wilde leren van Bobs etensresten of een lege doos cracker jackers weet ik niet, maar Weberman werd zo wel een icoon voor latere dylanologen: "nooit genoeg, nooit tevreden, meer Dylan. ALTIJD MEER DYLAN."
Net als bij zo'n dylanoloog na enige tijd de begeerte begint te tanen, wordt er weer een nieuwe schijf vol vergeten pareltjes op de markt gegooid. De dylanoloog schrikt op. De dubbel CD is al weken voor de releasedatum gefundenes Fressen, maar toch wacht hij braaf en reikhalzend af. Als hij de CD's dan eindelijk gekocht heeft en ze in de stereo schuift, voelt hij zich als een stoepjunk die zich na dagen van cold turkey alsnog een flinke spuit in de aderen ploft. Downloaden zegt u? Doe normaal. Dylan downloadt men niet.
Om af te sluiten verwijs ik geïnteresseerden nog snel naar Tangled up in Blue, een lukrake song vanop het eerder vermeldde Blood on the Tracks. En mocht u het niet met me eens zijn, laat me dat dan vooral weten. Dan kunnen we ons, beiden tangled up in Bob, samen alweters wanen.
Labels: A.J. Weberman, Bob Dylan, Bootleg Series, dylanologie, Tell Tale Signs
Subscribe to:
Posts (Atom)