zaterdag 18 oktober 2008

Bloed en boter

Het is een cliché als een huis: op het platteland valt geen nieuws te rapen, in de stad is het te doen. Ik weet niet hoe het elders zit, maar Diksmuide beantwoordt nagenoeg perfect aan dit beeld. De IJzerbedevaart, ja, daar komen de nationale media hun schelp nog voor uit. Maar verder? Geen nieuws is goed nieuws in de Boterstad, en voor journalisten is goed nieuws geen nieuws (volgt u nog?)

Tot vandaag. Wij kennen de lokale politie als vriendelijke koddebeiers die bezadigd hun patrouilles afmalen. U kunt zich dus wel voorstellen dat we aardig opkeken toen ze samen met hun federale collega's een blauwe gordel omheen de stad hadden gelegd. Op alle invalswegen werden automobilisten gecontroleerd, de één al wat grondiger dan de ander. Maar waarom toch?

Dankzij een combinatie van kleinstedelijke buzz en gerichte observatie liet het antwoord niet lang op zich wachten. Om kort te gaan: het onfrisse kaalkoppencollectief Blood & Honour organiseert vanavond een concert in de schaduw van de IJzertoren.

"Ik wil een krachtig signaal geven dat zulke groeperingen hier niet welkom zijn."

Naar goede gewoonte werd de precieze locatie van de bijeenkomst pas op het laatste moment bekendgemaakt. Dat het "ergens" in Vlaanderen zou zijn, stond vast. Liefhebbers die zich op een mobiel nummer meldden, kregen vervolgens te horen dat er verzameld zou worden aan het tankstation van Jabbeke langs de E40.

Ondertussen hadden de ordediensten uitgevist dat het in Diksmuide te doen was, meer bepaald in een feesttent op de camping van deelgemeente Sint-Jacobskapelle. Burgemeester Laridon (CD&V) was uiteraard not amused toen ze hoorde dat een bende skinheads haar stad had uitgekozen voor een avondje door en door fout plezier. 'Ik wil een krachtig signaal geven dat zulke groeperingen hier niet welkom zijn', klonk het in de pers, 'maar wettelijk gezien kunnen we er ons niet tegen verzetten'.

Ook de lokale bevolking was er, mede door al het machtsvertoon, niet echt gerust op. Mijn grootmoeder, om maar één ervaringsdeskundige te noemen, zag de Wehrmacht voor haar geestesoog al in ganzenpas voorbijmarcheren.

Het is nu even voor elf en, voorzover ik dat vanuit het centrum kan beoordelen, lijkt het B&H-concert rustig te verlopen. Nogal wiedes: ze kunnen bij ontstentenis van (anders)denkenden moeilijk elkaar beginnen aftuigen. Alhoewel, met dat volkje weet je natuurlijk nooit.

Vandaag moest ik meer dan eens terugdenken aan nazomerdagen in de jaren '80 en '90. Toen zorgden gelijkgestemde zielen steevast voor wat geïmproviseerde randanimatie bij de IJzerbedevaart. Niet zelden draaide dat uit op vernield cafémeubilair, versplinterde bierglazen en een enkele keer op een charge met het waterkanon.

Daar was vanavond wel niks van te merken, maar toch. Met al die flikken ging het adrenalinegehalte vanzelf de hoogte in. Wij zachtaardige polderbewoners zijn zo'n commotie niet gewend, en gehecht als we zijn aan onze vrijheid, voelden we ons door het politiecordon dan ook opgesloten in een bezette stad.

Nee, wat mij betreft hoeft dat B&H-gespuis niet meer terug te keren. Dan nog liever elke zaterdag een buslading zatte Engelsen, een hele oktober lang.

UPDATE: Blijkbaar zijn neonazi's echte nachtraven met trommelvliezen van gewapend beton, want omstreeks 1 uur ging het (op twee kilometer van mijn deur) opeens van boenkeboenke en nu en dan een eenstemmig "Sieg Heil". Kwestie van zeker niet op te vallen.

vrijdag 17 oktober 2008

Reizigers door de Grote Oorlog

Hoewel hij het waarschijnlijk niet beseft, heeft die sakkerse Jonas mij met zijn vorige post een pracht van een voorzet gegeven, die ik nu uiteraard Wesley Sonckgewijs ga binnenkoppen.

Zoals u kon lezen, speelt Dokter Zjivago zich af ten tijde van de Russische revolutie, die in 1917 ondermeer leidde tot het einde van de Eerste Wereldoorlog op het oostelijk front. Dat was in de jaren daarvoor het toneel geweest van bloedige gevechten tussen het leger van de tsaar enerzijds en Duitse en Oostenrijkse troepen anderzijds, met als inzet Polen en Galicië - niet te verwarren met de gelijknamige Spaanse provincie.

Klinkt allemaal heel ver van ons bed, zelfs voor een historicus. Ik was dan ook niet weinig verrast toen ik hoorde dat er Belgen hebben meegestreden aan de zijde van de Russen. In hun boek Reizigers door de Grote Oorlog (ISBN 978 90 5826 552 4) beschrijven August Thiry en Dirk Van Cleemput de onwaarschijnlijke lotgevallen van die vergeten soldaten, het korps Autos-Canons-Mitrailleuses (ACM). Uit dit werk destilleerden de auteurs een lezingenreeks, waarvan ik op 16 oktober dankzij Davidsfonds Diksmuide een try-out kon bijwonen.


Toen den Duits in augustus 1914 ons land binnenviel, kregen enkele patriottische autofreaks het idee om wat staalplaten aan hun Minerva te lassen en met die primitieve 'pantserwagens' de opmars van de vijand te stuiten. Zonder veel succes overigens, maar dat weerhield de kapitaalkrachtige baron de Caters er niet van, in Parijs de eerste Belgische pantserdivisie op te richten.

Vierhonderd onverschrokken avonturiers, waaronder de Luikse worstelkampioen Constant le Marin en de jonge Julien Lahaut, meldden zich in onbezet Frankrijk voor de keiharde opleiding. Eenmaal die achter de rug was het tankkorps - met modern materiaal - gevechtsklaar. Alleen: aan het westelijk front was de tijd van de grote offensieven voorbij. De Belgen hadden zich ingegraven achter de IJzer en ook bij de verdediging van de Ieperboog waren tanks nutteloos.

Omdat hij er zelf niets mee kon aanvangen, deed koning Albert I de ACM dan maar cadeau aan tsaar Nicolaas, die alle hulp kon gebruiken. Op 21 september 1915 vertrokken de Belgen vanuit Brest naar Archangelsk, van daaruit ging de reis over land naar Sint-Petersburg. Daar lummelden ze enkele maanden rond, maar toen riep de plicht: hun tanks werden ingezet aan het Galicische front, in het huidige Oekraïne.

Thiry en Van Cleemput spraken met aanstekelijk enthousiasme over hun passie en illustreerden hun exposé met een overvloed aan foto's en kaarten. Het onderwerp is - in Vlaanderen althans - zo goed als onbekend, en dat zij de ACM uit de vergetelheid hebben gehaald, verdient alle lof.

Het werd echter al snel duidelijk dat de lezing nog niet helemaal op punt stond, om het zacht uit te drukken. De auteurs hadden zich kennelijk voorgenomen om op twee uur tijd het hele boek te vertellen. Een al te ambitieus plan: de talrijke anekdotes waarmee ze hun betoog lardeerden, zorgden ervoor dat de Russische campagne, toch de kern van de zaak, pas na een klein uur ter sprake kwam.

Door die belabberde timing moest het tweede deel van de avond in sneltreinvaart worden afgehaspeld, zodat enkele razend interessante onderwerpen niet of nauwelijks belicht werden. De steun aan de bolsjewieken in de Russische burgeroorlog, de odyssee doorheen Siberië richting Vladivostok nadat Lenin het ACM had bedankt voor bewezen diensten, de hartelijke ontvangst in San Francisco en New York, de thuiskomst in mineur: zo traag als de avond op gang was gekomen, zo haastig holde hij naar zijn einde.

Omdat een verwittigd man er, in tegenstelling tot pakweg de Fortis-aandelen, twee waard is, hadden Thiry en Van Cleemput het publiek uitvoerig op het hart gedrukt dat het 'maar' een try-out was. Niettemin kreeg ik de mantra's "maar dat moet u maar eens in het boek nalezen" en "daar hebben we jammer genoeg geen tijd voor" vaker te horen dan me lief was.

Conclusie: mits flink wat oordeelkundig snoeiwerk valt van deze schat aan informatie wellicht een heel genietbare lezing te maken. De irrelevante details moeten eruit en de wisselwerking tussen beide sprekers kan nog vlotter, maar dankzij deze avond heb ik wel zin gekregen om Reizigers door de Grote Oorlog te lezen. Laat ons hopen dat de rest van geschiedenisminnend Vlaanderen spoedig volgt.

woensdag 15 oktober 2008

Op de trein van Oostende naar Gent kan het al eens voorvallen dat er zich een visser in je wagon bevindt. Niet zo'n halfzachte karpervisser die zich tijdens het weekend uitleeft aan de Harelbeekse Gavers. Neen, een echte Oostendse zeebonk die van vissen zijn beroep heeft gemaakt. Laatst kwam er dan ook een prachtexemplaar recht voor mijn neus zitten: compleet met scheve goudgele tanden, tatoeages die gezet leken te zijn door een blinde met parkinson, en de onvermijdelijke halve liter Jupiler. Pakje Bastos in de borstzak. De wat glazige ogen zeiden me dat het niet zijn eerste pintje van de dag was.

De man verkeerde evenwel in opperbeste stemming en praatte honderduit tegen zijn vrouw die, om het diplomatisch te stellen, horizontally challenged was. Om het minder diplomatisch te stellen: de vrouw van de visser was episch dik. Mijn reisgezelschap werd compleet toen ook een wat oudere vrouw ons kleurrijke drietal kwam vervoegen. Ze ging zitten op de plaats naast mij, en toonde verder niet de minste interesse; noch voor mij, noch voor de visser en zijn potvis. Ze haalde meteen een boek boven en begon aandachtig te lezen terwijl de trein zich langzaam in gang sleepte.

De visser bleef de wildste verhalen vertellen over zijn avonturen op zee, en haalde nog een halve liter uit zijn plastic zak. Ergens tussen Oostende en Brugge viel het gesprek tussen de visser en zijn vrouw weliswaar stil. Hij verlegde zijn aandacht nu naar de lezende vrouw, en vroeg haar: "madam, wat voor een boek lees je daar?" De vrouw keek op en kantelde zonder iets te zeggen de kaft van haar boek in zijn richting. Het bleek om Doctor Zhivago van Boris Pasternak te gaan. Deze Russische schrijver kreeg in 1958 de nobelprijs voor literatuur, maar nam die nooit in ontvangst om een schandaal in eigen land te vermijden. Volgens de Sovjets was het boek immers anti-marxistisch.

Doctor Zhivago: de hele godganse nacht.


"Dokter Zivaho…", las de visser fronsend luidop. De vrouw legde het boek weer op haar schoot en las verder. De visser keek me geamuseerd aan. Ik wist dat dit gesprek er nog niet opzat.

"Zeg madam, dokter Zivaho... is dat een seksboek?", vroeg de visser opeens, alvorens een triomfantelijke glimlach in mijn richting te sturen. De vrouw keek nu driftig op, en zei met strenge stem: "Nee meneer, dat is geen seksboek. Het is een aangrijpend liefdesverhaal over een jonge dokter, en het speelt zich af ten tijde van de Russische revolutie in 1917. Als u me dan nu alstublieft verder wil laten lezen?" Vervolgens keek ze in mijn richting, vermoedelijk om te zien aan wiens kant ik stond. Ze kon mijn lachende gezicht derhalve niet echt op prijs stellen.

Het bleef weer even stil. Na enkele gênante minuten, waarin ik voornamelijk naar voorbijrazende koeien keek, verbrak de visser opnieuw de stilte: "madam… volgens mij is dat écht wel een seksboek." Voor het eerst kwam er nu een reactie van de vissersvrouw. Ze gaf haar man een berispende tik op de knie, en suste hem daarna met de woorden "Danny, praat maar nog een beetje met mij.

"Danny. Ik had het kunnen weten. Danny gaf zich nog niet gewonnen. Hij richtte zich tot zijn vrouw, en sprak in een walm van bier en sigaretten: "Miranda, jij moet niet zagen. Die madam is hier een seksboek aan het lezen omdat ze verzekers niet meer van de grond komt. Jij en ik, dat is elke dag van dokter Zivaho. Dokter Zivaho hier, dokter Zivaho daar. Jij hebt niet te klagen." Dit bleek de druppel te zijn voor de lezende vrouw. Ze stond bruusk recht en begaf zich snel naar de deur van de wagon. Gelukkig arriveerde de trein bijna in Brugge en bleek dat ook haar bestemming te zijn. Ze stapte af, maar niet voor Danny haar nog luidkeels nariep: "Hé madam! Miranda en ik, dat is straks heel de nacht van dokter Zivaho! Heel de godganse nacht, hoor je me!"

dinsdag 14 oktober 2008

Dagje Dotte-Nys

Ah de herfst! Voor de meesten een somber seizoen: kortere dagen, vervelende plensbuien en daar bovenop het vooruitzicht van drie maanden opgeklopte Halloween-, Sinterklaas- en Kerstsfeer...

En toch, niet alle Belgen kruipen dezer dagen dicht bij de verwarming om knusje in de herfst-catalogus van 3 Suisses te bladeren. Persoonlijk ben ik niet zo'n cocoon-type. Neen, ik associeer de herfst met een heleboel andere zaken. Denk bemodderde laarzen, denk hogedrukreinigers, denk braadworsten, denk krakende luidsprekers en denk bier, vooral bier. Ik beken: u kan me tijdens het najaar en in de winter wel eens tegenkomen op een veldrit. Of 'op de cyclo-cross', zo u wil.


Het cross-seizoen is nog maar pas gestart, dus het begon de voorbije weken al wat te kriebelen om mijn bottines aan te trekken en naar de cross te gaan kijken. Een opdracht voor het vak 'Sportberichtgeving' gaf uiteindelijk de doorslag. Want, hoe kun je nu de kop en de inleiding van een sportverslag schrijven als je de wedstrijd niet in levende lijve hebt bijgewoond? Een beetje flauw, ik weet het, maar ik ben erin geslaagd om het mezelf wijs te maken en voor ik het wist, reed ik zaterdag op de autostrade richting Moeskroen.



Daar, op de grens tussen West-Vlaanderen en Henegouwen, in de deelgemeente Dottignies / Dottenijs, werd voor de 11de keer de Grand Prix de la Région Wallone verreden.

Verwacht hier geen uitgebreid verslag over de sportieve gang van zaken. Het lijkt me leuker om aan de hand van een aantal foto's die ik Dottenijs genomen heb, een poging te doen om de typische 'cross-sfeer' eventjes bij u in de huiskamer te brengen. Verwacht geen pareltjes van foto's... Ik ben verre van een doorgewinterd amateur-fotograaf, laat staan dat ik het materiaal heb om op een deftige manier aan sportfotografie te doen. Mijn simpele digitale camera verbleekte zaterdag meer dan eens tussen het geweld van de telelenzen en professioneel opgestelde statieven.












U merkt het, de gemiddelde leeftijd van de toeschouwers op zo'n veldrit schommelt in ieder geval een stuk boven de 30. Nu, het publiek was zaterdag misschien niet helemaal representatief. Er was al bij al een matige opkomst, zeker in vergelijking met de duizenden (ook jonge) mensen die de 'grote' crossen aantrekken. Neen, Dottenijs is geen Overrijse, Gavere of Hofstade.

Ook het parcours was niet echt iets om mee uit te pakken: geen spectaculaire beelden van renners die in de duinen ploeteren of naar boven klauteren op steile bospaadjes. Het decor voor de cross in Dottignies is feite niet meer dan een soort bedrijventerrein voor voedingsproducenten, met daarachter nog een stuk braakliggende grond. Een paar vrachtwagens aarde zorgden voor wat (kunstmatig) reliëf en op de asfaltweg in het bedrijvenpark werd een mooie finish-boog geplaatst. Et voila, we hebben ons parcours voor een internationale veldrit!


We mogen natuurlijk niet te misplaatst kritisch zijn. Veldrijden is nu eenmaal een zéér lokale aangelegenheid. De veldrit van zaterdag mag dan wel 'GP de la Region Wallone' heten, het parcours is voor alle veiligheid mooi in de nabijheid van West- en Oost-Vlaanderen gelegen. Kwestie van toch nog een beetje publiek belanstelling te genereren. Voor de omkadering van de wedstrijd kon de organisatie gelukkig rekenen op financiële bijstand van het Waalse Gewest. Maar, het mocht allemaal niet té veel geld kosten. Zo werd het podium zaterdag rechtstreeks gerecupereerd van de jaarlijkse rittenkoers Tour de Wallonie. Op zich niets mis mee, ware het niet dat felgekleurde panelen met "Vainqueur d'étappe", "Classement général" en "Prix de combativité" toch ietwat uit de toon vallen op het podium van een veldrit.



Op de foto herkent u trouwens Jean-Pierre Detremmerie. Zaterdag aanwezig in zijn hoedanigheid van voorzitter van de 'Société intercommunale mouscronnoise de gaz et d'électricité'. Een hele boterham, maar onthoudt u vooral dat deze meneer de voorbije vijftien jaar dé man was in Moeskroen. Detremmerie was burgemeester van Moeskroen voor de cdH, maar daarnaast ook geruime tijd voorzitter van de eersteklasser Excelsior Moeskroen.

Onder zijn burgemeesterschap probeerde de niet onbesproken Detremmerie de stad Moeskroen, en bij uitbreiding de hele regio, uit te bouwen tot een regionale aantrekkingspool voor allerhande industriën. Volgens zijn visie was er een grote toekomst voor de grensregio tussen Zuid West-Vlaanderen, Noord-Frankrijk en Henegouwen. De stad probeerde niet alleen een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven te creëren, maar investeerde ook zelf in een aantal 'openbare werken'. Niet in het minst op het gebied van sport - meer bepaald voetbal. Het vermaarde jeugdcomplex Futurosport, dat tot stand kwam door een financiële injectie van de stad, is daar een mooi voorbeeld van. Altijd handig als de voorzitter van een voetbalclub ook een dikke vinger in de pap te brokken heeft bij de verdeling van de gemeentelijke subsidies, niet?

Net zoals voor zijn regio, zag de ambitieuze Detremmerie ook voor voetbalclub Excelsior een grote toekomst. De club moest uitgroeien tot een subtopper in België en supporters uit Noord-Frankrijk aantrekken. Op zich deed Moeskroen, dat in 1996 naar eerste klasse promoveerde, het bijlange niet slecht: onder Leekens en Broos slaagde de club er meermaals in om bij de top 5 van de competitie te eindigen. Een echte prijs kwam er nooit: Excelsior stond twee keer op de Heizel in finale van de Beker van België, maar in 2002 en 2006 verbrodden respectievelijk Club Brugge en Zulte-Waregem het feestje. Toch kan je Moeskroen bezwaarlijk een 'rustige en gezonde club' noemen. Sommigen zullen zich nog de beelden herinneren waarop de onderzoekers van het Doornikse parket de Excelsior-boekhouding -verpakt in tientallen curverboxen - in de auto aan het laden zijn.

Eind 2006 staat de club aan de rand van het faillissement. Sindsdien gaat het er turbulent aan toe in de club. Eerst streek een zootje louche Kazachse investeerders neer, en in maart 2007 werd Philippe Dufermont tot voorzitter verkozen. Hij zou de club terug financieel en sportief gezond maken, in de eerste plaats door zijn vele connecties in Spanje. Dufermont bracht niet alleen Spaanse sponsors naar Moeskroen, maar ging ook shoppen in de B- en C-kern van Valencia. Dat je als trainer die batterij aan Spanjaarden, maar beter aan de aftrap brengt, ondervond Marc Brys. De Antwerpse coach werd ontslagen in december 2007, naar verluid omdat "hij niet genoeg Spanjaarden opstelde." Moeskroen stond op dat moment 8ste in de rangschikking, gezien de resultaten van de laatste jaren zeker geen slechte positie. Begrijpe wie begrijpe kan... Philippe heeft zich intussen teruggetrokken als voorzitter en werd opgevolgd door zijn neef Jean-Pierre Dufermont.


Genoeg over het voetbal nu, terug over de koers. Sven Nys won in Dottenijs, hoewel hij niet echt nadrukkelijk in de koers aanwezig was. Zijn Landbouwkrediet-ploegmaat Rob Peeters kwam des te meer op de voorgrond. De renner uit Dessel reed lange tijd op kop, maar werd door het beulenwerk van Niels Albert gegrepen. Toch zeker een prestatie om te onthouden, Peeters eindigde uiteindelijk nog verdienstelijk tweede.



Hoewel het een ploegmaat van Peeters was die als eerste over de streep kwam, was de Landbouwkrediet-renner toch lichtjes ontgoocheld. Dat kon ik toch op te maken uit een gesprekje dat hij had met een journalist van WTV, off the record uiteraard. Eén van de leuke dingen bij het veldrijden is het feit dat de renners min of meer toegankelijk zijn voor het grote publiek. Ok, het was niet echt een grote cross, maar ik kon toch vrij probleemloos meeglippen met 'echte' journalisten tot in het 'rennersdorp'. Stelt u zich daar vooral niet te veel bij voor: zo'n rennersdorp bij het veldrijden ziet er uit als een doordeweekse camping. Alleen staan er geen barbeques bij de campers, maar wel fietsen op rollen, zodat de crossers na een uurtje 'à bloc' gaan, rustig kunnen uitrijden.


En om af te sluiten wil ik een aantal foto's tonen van de winnaar van de dag. Ik zal over Sven Nys niet te veel uitweiden, want dat zou te veel plaats vergen in deze nu al vrij lijvige bijdrage.

Sven Nys is voor mij dé sporter van de laatste tien jaar, dus vergeef mij als ik een beetje lyrisch word. Mijn grenzeloze bewondering voor Nys komt voort uit de manier waarop de Balenaar aan sport doet: Nys is zeer gefocust, professioneel, ambitieus en zelfbewust. Sporters met zijn soort branie missen we vaak in België. Daarenboven, hij zegt steeds waar het op staat. Geen veelprater, maar wanneer hij antwoordt op vragen van journalisten, dan is dat steeds to the point. Ik hoop van harte dat de man nog eens wereldkampioen mag worden en in 2012 zijn carrière in London afsluit met een Olympische medaille. Wat - een - atleet.

Met enkele foto's van Nys wil ik dit stukje afsluiten. Een topsporter pur sang die de voorbije vijf jaar uitgegroeid is tot waarschijnlijk de allerbeste renner ooit in zijn discipline. Het veldrijden mag dan misschien een volkse kermissport zijn, dat maakt de prestaties van Nys er niet minder op.





wie alle foto's wil bekijken kan hier terecht

maandag 13 oktober 2008

Weekendongeval

Hebt u dat ook soms, die onbedwingbare neiging om patronen te zien waar er geen zijn? Van die dagen dat u niet naar het nieuws kunt luisteren zonder dat er ergens een celebrity het bijltje erbij neerlegt, dat bedoel ik.

Neem nu Jörg Haider en Ernst-Paul Hasselbach: allebei omgekomen in een auto-ongeval. Hm, ook toevallig, vindt u niet? In Karinthië doet alvast het gerucht de ronde, als zou de Volkswagen Phaeton waarmee de gouverneur tegen 142 km/u van de weg lazerde, gesaboteerd zijn. Terwijl hij gewoon wat voorzichtiger had moeten rijden, dat spreekt. Iets wat Hasselbach misschien ook beter had gedaan. Wie zal het zeggen?

Achteraf is het natuurlijk makkelijk praten: "hadden ze maar...", ondertussen is het wel gebeurd. En zoals dat met publieke figuren gaat, wordt hun dood alom betreurd. Al moesten Haiders collega's wel erg diep in hun retorische trukendoos tasten om iets aardigs over de gestorven populist te kunnen vertellen.

Over de meeste doden in het verkeer zegt niemand wat, behalve dr. Luc Beaucourt, en dan nog enkel om pubermeisjes te doen kokhalzen met zijn rondreizend horrorkabinet. Slachtoffers van weekendongevallen zijn 'jongeren' zonder meer, of het moet zijn dat ze te snel reden of onder invloed waren. Eigen schuld dikke bult. "Hadden ze maar..." Nog snel wat plaatjes schieten van een verhakkeld autowrak en we kunnen net in het nieuws van zeven.

Maar soms gebeurt zoiets bij wijze van spreken in je achtertuin, en dan wordt achter die grijsgedraaide platitudes en nietszeggende initialen de rauwe werkelijkheid zichtbaar. 23-jarige Diksmuideling komt om bij zwaar verkeersongeval. Op de terugweg van een fuif, zondagochtend, knalde de wagen waarin hij meereed tegen een elektriciteitspaal. Hij droeg geen gordel en was op slag dood.

'Hij' is een leeftijds- en een stadsgenoot. Zou ik 'm kennen? Ik maak mezelf wijs dat dat niet kan, oud-leerlingen van het College sterven niet jong. Geruststellend. Toch maar eens kijken of er al meer nieuws is. Ik beland op Facebook, en 'de 23-jarige man' krijgt op slag een gezicht en een naam. Het is Ward. Zijn prikbord is herschapen in een condoléanceregister, de ene reactie al ongeloviger dan de andere. Status: "Ward is dan naar de w'en dust-party". Had hij maar...

zondag 12 oktober 2008

Nobelidool

Eerlijk zeggen: had ù al van Jean-Marie Gustave Le Clézio gehoord voor hij de Nobelprijs voor Literatuur 2008 ontvangen had? Zo niet, dan hoeft u zich wat mij betreft niet te schamen; niets menselijks is mij vreemd. Bekendheid bij het grote publiek is zelfs eerder een handicap dan een troef voor al wie zich, tegen beter weten in, tot de kanshebbers voor de prestigieuze onderscheiding rekent. Het is met Nobelprijzen zoals met pausverkiezingen: wie als paus het conclaaf binnengaat, komt gegarandeerd als kardinaal weer buiten.

J.M.G. Le Clézio (foto: Salvador Garcia Bardón)

Met wat geduld kun je zo makkelijk een hele lijst aanleggen van grote literatoren die decennia na hun dood nog altijd tot het wereldwijd cultureel erfgoed behoren, maar geen Prijs op hun schoorsteenmantel (en bankrekening) hadden staan. Henrik Ibsen? Niet idealistisch genoeg voor het Comité - wat dat ook moge betekenen, maar soit. Mark Twain, Leo Tolstoj en Emile Zola: idem. Salman Rushdie en Arthur Miller dan maar? “Te populair”, heette het. Ook James Joyce niet? Nee, ook die niet. Als het nu nog Zweden waren geweest, dan misschien, want geloof het of niet: de schrijvende landgenoten van Alfred Nobel zijn vaker met de eer gaan lopen dan heel het Aziatisch continent tezamen. Kun je nagaan.

Toch doen we er goed aan, onze vrienden uit het oosten niet te onderschatten. Enkele uren voor de bekendmaking van de laureaat, bleken online gokkers verdacht veel geld op Le Clézio in te zetten. Zoveel zelfs, dat voorzitter Horace Engdahl vreesde voor een lek binnen de Zweedse Academie, die de prijs toekent. De speurtocht naar de mol is ongetwijfeld al in volle gang, maar het zou me niet verbazen mocht in dit verhaal vroeg of laat een gokchinees opduiken. Want laat er geen twijfel over bestaan: wie La Louvière kan infiltreren, draait zijn hand niet om voor een gefixte Nobelprijs meer of minder.

Waarom zouden we er, nu we toch bezig zijn, eigenlijk niet meteen een volwaardige wedstrijd van maken? Nobelidool 2008: eerst een preselectie via internet om het aantal deelnemers terug te brengen tot pakweg twintig, die dan in een wekelijkse tv-show komen voorlezen uit eigen werk. Het publiek stemt, de minst populaire moet naar huis en dat gaat zo door tot in een grandioze finale het Nobelidool 2008 plechtig wordt bekendgemaakt.

Gedaan met dat academisch gekonkel in allerlei achterkamertjes, leve de sms-democratie! Wie dat wil, kan volkomen legaal een gokje wagen: iedereen content, en met de opbrengst houden we de wereldwijde crisis in bedwang. Desnoods kunnen we al eens oefenen op kleinere schaal, in ons eigenste Vlaanderen bijvoorbeeld. Favorieten voor de titel (in willekeurige volgorde): Piet Huysentruyt, Sonja Kimpen en de ghostwriter van Sara – Mijn dagboek.