zondag 7 december 2008

Museumblues

Morgen is het zover: dan wordt het Diksmuidse herenhuis Oud Duinkerke, ook wel bekend als Huize Rouzée, openbaar verkocht. Als de notaris afklopt, weten we wie de nieuwe eigenaar wordt van dit historische pand.

De vorige eigenaar, Stad Diksmuide, doet het gebouw van de hand omdat er, zoals dat zo mooi ambtelijk heet, geen vooruitzicht was op nuttige herbestemming. Met andere woorden: het stadsbestuur wilde ervan af en heeft dat ook nooit onder stoelen of banken gestoken.

Desastreus

Want al wordt Huize Rouzée op de stedelijke website nog geroemd om zijn - ik citeer - 'prachtige gevelpartij', wie er de afgelopen jaren heentrok in de hoop er het stedelijk museum te vinden, keerde van een kale reis terug. Niks tentoonstelling over de plaatselijke diamantnijverheid, en ook geen aquarellen met stadsgezichten. Een gesloten deur en een dak vol duiven, dat was al.

Zes jaar geleden heette de sluiting nog tijdelijk te zijn: het toenmalige stadsbestuur maakte zelfs volop plannen om, met medewerking van een studiebureau, een nieuw concept voor het stedelijk museum te bedenken. Tevergeefs.

Hoe maak je een toerist wijs dat de Diksmuidse skyline in 1918 zowat een halve meter hoog was?

De voorgestelde herinrichting viel veel te duur uit voor de niet bepaald bemiddelde Boterstad, die liever investeerde in zijn nieuwe troetelkind, het interactieve bakkerijmuseum Westoria. Inmiddels is dat ook allang tenonder gegaan aan allerlei financiële kuiperijen, doch dit terzijde.

De doodssteek voor het stedelijk museum was het desastreuze bezoekersaantal. Nauwelijks drieduizend man kwam er jaarlijks over de vloer, tegenover maar liefst 75.000 voor het Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding, kortweg de IJzertoren. Probeer er dan maar eens de moed in te houden.

Weggestopt op de hoek van Weststraat en Wilgendijk, ver van elke toeristische activiteit, kwijnde het museum dan ook langzaam weg, slachtoffer van een ongelukkige locatie en een weinig aantrekkelijke verzameling.

Straffe verhalen

Tijdens de eerste wereldbrand zijn op vier jaar tijd acht eeuwen Diksmuidse geschiedenis volledig in puin geschoten, waardoor de stad zich samen met Ieper noodgedwongen richt op het slag toeristen dat graag slagvelden mag afdweilen en rondhost in gereconstrueerde loopgraven.

Extreme makeover '14-'18: het Diksmuidse stadhuis voor...

En daar wringt het schoentje. Waar Ieper erin geslaagd is zich op te werken tot het walhalla van Brits battlefield tourism in een sfeer van serene herdenking die niemand tegen de borst kan stuiten, torst Diksmuide de erfenis van twee wereldoorlogen met zich mee, inclusief een toren die al controverse opriep nog voor hij er goed en wel stond, en figuren die de Duitsers al bij al nog toffe peren vonden.

Hier vind je de oorlog op zijn lelijkst, en net dat is zo moeilijk te verkopen. Want hoe maak je een toerist wijs dat niets van wat hij ziet, ouder is dan negentig jaar? Dat de Diksmuidse skyline in 1918 zowat een halve meter hoog was? Als je niet laat zien hoe het vroeger was, hebben zulke straffe verhalen weinig zin.

... en na de Eerste Wereldoorlog (beelddatabank Universiteitsbibliotheek Ugent)

Dàt was een mooie rol geweest voor het stedelijk museum: laten zien dat Diksmuide niet zomaar een hoop gebouwen was die toevallig in de weg stonden van de houwitsers. Zeggen van: "hé mensen, die oorlog, allemaal goed en wel, maar dit hebben we ook nog."

In plaats daarvan opteert de stad voor een parcours van koperen klinknageltjes, de zogeheten Stadslink, die de wandelaar doorheen de binnenstad voert. Informatieborden (ook in braille!) ontsluieren op de historische plaatsen langs het traject alles wat je altijd al over Diksmuide wilde weten, maar nooit durfde vragen. Dat schijnt succesvol te zijn. Misschien ben ik de enige, maar ik zal het missen, dat armzalige museum.

zaterdag 22 november 2008

Verslag van een decadente dag

Werken als tijdelijk medewerker bij de VRT heeft veel voordelen. Je krijgt er niet alleen de kans om - tegen een goede verloning- mee te draaien op een redactie en zo een aantal journalistieke vaardigheden in de praktijk bij te schaven. Meer nog, af en toe is het mogelijk om gratis een bepaalde sportmanifestatie bij te wonen.

Een paar weken geleden was het weer zo ver: in mijn mailbox vond ik een aanbod voor de wedstrijd van de Rode Duivels in Luxemburg op 19 november. En het ging dit keer niet zomaar om een aantal gratis kaarten, maar om een VIP-pakket van de Koninklijke Belgische Voetbalbond. Opportunistisch als ik ben, stuurde ik meteen een mail terug om mijn interesse voor de kaarten te bevestigen. Een paar dagen later kreeg ik een mailtje terug om te melden dat ik de enige geïnteresseerde was, waardoor het avondje Luxemburg dus voor mij en mijn vriendin was. Gejuich alom!


Vorige woensdag was het zover. Voor de gelegenheid had ik nog eens mijn kostuumjasje en deftige broek (met krijtstreep!) uit de kast gehaald, iets dat ik anders alleen pleeg te doen voor galabals en mondelinge examens. Achteraf bekeken geen slechte keuze, want tussen alle andere opgedirkte sponsors, waren we zeker niet 'underdressed'. Om 14u30 in de namiddag werden we verwacht aan het bondsgebouw in Brussel, een constructie die je misschien nog het best kunt vergelijken met een kruising tussen de glazen piramide van het Louvre en de faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de Ugent. Daar aangekomen werden we prompt de hand geschud door Paul Van Himst, door velen België's beste voetballer ooit genoemd. Nog maar amper bekomen van de ontmoeting met het Anderlecht-monument, kregen we nog een -aangename- verrassing te verwerken. Toen we ons aanmeldden, bleek dat de genodigden van Sporza tot de 'platinum guests' behoorden. Wat dat precies inhield, werd meteen duidelijk toen we naar de poepchique business-bus verwezen werden in plaats van naar de twee andere 'gewone' touringcars voor de 'golden' en 'silver guests'.

"Paul Van Himst, die op de zetel achter ons een dutje had gedaan, waarschuwde iedereen bij aankomst."

Ondergetekende is normaal gewoon om busreizen te maken met Kazou, de jeugdienst van de CM. Het contrast tussen dat soort bussen volgepropt met joelende kinderen onder de hoede van een steevast nukkige chauffeur en het interieur van de autocar in Brussel kon niet groter zijn. We namen plaats in zeer comfortabele zetels en genietend van de zeëen aan beenruimte, monsterden we de aanwezige snufjes in de bus. Per vier zetels een uitschuifbare flatscreen, een goedvoorziene bar met frigo, tapkraan en zelf een microgolf, individueel regelbare airco en muziek én vooral een toilet dat gebruikt mocht worden. Het toppunt van al die decadente luxe was echter de alomtegenwoordige hostess die duidelijk niets aan het toeval wou overlaten. Onze 'mantels' werden in de vestiaire gelegd en anti-slipmatjes voor op de tafeltjes werden uitgedeeld om te zorgen dat de drankjes die aangeboden werden zeker niet zouden wegglijden bij bruuske remmanoeuvres. De rit verliep heerlijk rustig via de E411 en na twee en half uur en ettelijke gratis koffies later, stopte het luxe-vehikel in Luxemburg-Stad. Paul Van Himst, die op de zetel achter ons een dutje had gedaan, waarschuwde iedereen bij aankomst: we moesten zeker bij de groep uit deze bus blijven, want de gasten de andere twee bussen gingen naar een ander (lees minder) restaurant. Helemaal te gek werd het toen de bewuste bus-hostess -ik schat ze halfweg de 50- mijn vriendin en mezelf, toch nog kwieke twintigers, hielp bij het afstappen van de bus.


U raadt het al, ook het restaurant was van het type restaurant waar u en ik niet al te vaak vertoeven. We schoven aan tafel bij de andere Nederlandstaligen uit de bus. Bij ons zaten twee vriendelijke managers van ERA, de vastgoedfirma die de scheidsrechters sponsort. Aan de andere kant van de tafel zat een hoge pief van Coca-Cola Belgium, iemand van Alken-Maes en een jongedame van Belgacom. Het leeuwendeel van de gesprekken aan tafel ging over voetbal en over de Rode Duivels, waardoor ik gelukkig nog wat kon meepraten. Maar toen de heren sponsors echter een boompje opzetten over een aantal aspecten uit het bedrijfsleven, moesten we helaas afhaken. Gelukkig was er nog de gerookte zalm, de fazant in wildsaus en de heerlijke Beaujolais-wijn om ons aan op te warmen... Hoogtepunt van het diner was de obligate begroeting door de bondsvoorzitter, François De Keersmaecker en de C.E.O. van de KBVB, Jean-Marie Philips. Beide heerschappen komen regelmatig in de pers, en niet zelden met interne strubbelingen en machtsspelletjes binnen de voetbalbond. Hen hierover interpelleren leek me misschien niet helemaal opportuun, maar ik heb wel kunnen vaststellen dat het cliché over De Keersmaecker klopt. De man loopt voortdurend met een soort gelukzalige, zo niet schaapachtige glimlach op zijn gezicht.

"De KBVB is absoluut niet incompetent wat betreft luxueuze busreizen en gastronomie."

Na het diner, moesten we terug de bus op voor een korte rit naar het Stade Josy Barthel, de thuishaven van de Luxemburgse nationale voetbaltrots. Stel u er niet teveel bij voor, mij deed het stadion vooral denken aan Schiervelde voor de verbouwingen van 2005. In het Stade Barthel kunnen iets minder toeschouwers, maar de gelijkenis is treffend: één overdekte hoofdtribune en daarond onoverdekte betonnen gradins in een ovale vorm. Net als het stadion, was ook de wedstrijd niet veel soeps. Gelukkig dat supertalent Eden Hazard naar het einde toe nog voor wat sensatie zorgde.



De terugreis verliep even vlekkeloos, en alsof we na de driegangen-maaltijd nog niet genoeg geschranst hadden, leurde de hostess nu niet alleen met drankjes maar ook met belegde broodjes. Waarnemers verwijten de Belgische Voetbalbond vaak incompetentie, misschien niet helemaal onterecht. Als het een troost mag zijn, de KBVB weet wel van aanpakken wat betreft luxueuze busreizen en gastronomie. Als ik er iets langer bij stil sta, is het misschien wel schrijnend dat dergelijke (kostelijke) VIP-arrangementen met een zeer grote vanzelfsprekendheid worden georganiseerd. Al moet ik eerlijk toegeven dat een simpele sportliefhebber als mezelf een stuk minder kritisch wordt, wanneer hij net Paul Van Himst de hand heeft geschud en een wedstrijdticket ter waarde van €30 in zijn handen gestopt krijgt. KBVB olé!

maandag 10 november 2008

Status quo

Religieus geweld in Israël: het is lang niet het exclusieve terrein van joden en moslims. Gisteren kwam het in de Heilig Grafkerk in Jeruzalem immers tot een grootschalige knokpartij tussen Armeense en Grieks-orthodoxe monniken. De aanleiding van de ruzie is vooralsnog onduidelijk: de Grieken geven de Armeniërs de schuld en vice versa.

Niets nieuws onder de zon voor wie zijn geschiedenis een beetje kent. De Grafkerk is al zowat een half millennium de inzet van een bitse strijd tussen verschillende christelijke geloofsgemeenschappen. Allemaal claimen ze de laatste rustplaats van de Zoon des Heren en beschouwen ze de anderen als onbeschaamde indringers, met alle conflicten van dien.

Vechtpartijen tussen monniken zijn schering en inslag in de Heilig Grafkerk
(bron: BBC News)

Misverstand

In 1767 begon dat voortdurende gekibbel de Ottomaanse sultan Mustafa III zodanig op de zenuwen te werken, dat hij een firman (wet) uitvaardigde, die de kerk onder de verschillende facties verdeelde. Halfweg de negentiende eeuw werd die regeling bevestigd: de status quo was geboren.

Sindsdien beschikken de zes religies (de Griekse, Roomse, Armeense, Syrische, Ethiopische en Koptische Kerk) elk over hun eigen altaren en kapellen, een territorium dat ze nauwgezet bewaken. Want al staat de overeenkomst netjes op papier, onderhuids broeit de spanning nog steeds, en het pietluttigste misverstand is goed voor een fikse rel.

Zelfs over een onnozele ladder raken ze het niet eens.

Het gevecht van gisteren zou begonnen zijn omdat de Grieken - volgens de Armeniërs - aan de vooravond van een belangrijk feest een monnik hadden geposteerd in het Ediculum (het 'huisje' waarin zich het Heilig Graf bevindt), op Armeens terrein dus. De Grieken kloegen dan weer dat de Armeniërs hun rechten niet eerbiedigden.

Spirituele vechtjassen

Maar het kan nog absurder. Zo kwam het in 2004 tot een gevecht in regel omdat de franciscanen de deur van een kapel hadden laten openstaan, terwijl ernaast een orthodoxe plechtigheid aan de gang was. De Grieken zagen dit als een vorm van gebiedsuitbreiding en hop: het spel zat op de wagen.

In 2002 kregen de Kopten en Ethiopiërs het op een hete zomerdag met elkaar aan de stok. De monnik die vanop het dak de grens van het Koptische deel bewaakt, had zijn stoel in de schaduw gezet - op Ethiopisch terrein natuurlijk. Ethiopiërs kwaad, en de Israëlische politie mocht tussenbeide komen om de spirituele vechtjassen te scheiden.

Gemeenschappelijk terrein: de onverplaatsbare ladder anno 1892 (bron: wikimedia.org)


Dezelfde ladder, anno 2005 (bron: wikimedia.org)

Omdat het assortiment christenen elkaar voortdurend zit te beloeren, hebben ze jammer genoeg geen oog voor dringende zaken als de restauratie van de kerk. Bepaalde delen zijn gemeenschappelijk terrein, inclusief een ladder die iemand in de 19de eeuw had laten staan. Dat betekent dat eventuele aanpassingen pas mogen gebeuren als alle religies zich akkoord verklaard hebben.

U voelt 'm al aankomen: die onderhandelingen schieten niet op, want altijd is er wel iemand die vreest dat de werken zijn territorium zouden kunnen aantasten. Zelfs over een onnozele ladder raken ze het niet eens. Nochtans kan het eeuwenoude bouwwerk een opknapbeurt best gebruiken. Als ze niet snel optreden, maken de christenen binnenkort ruzie over een ruïne.

dinsdag 4 november 2008

Al enkele jaren is de kusttram voor mij een schier onuitputtelijke bron van onversneden ergernis. Om van het station in Oostende naar mijn zo geliefde Nieuwpoort te raken, zit er voor mij niets anders op dan te sporen langs badsteden als Middelkerke, Westende en Lombardsijde. Een reis van zo maar even drie kwartier.

Vanwaar die diepgewortelde aversie, vraagt u zich misschien af. “De kusttram, de lijn met de leukste bestemming!” Klinkt toch leuk? Niets is minder waar. Op de kusttram treft men namelijk vogels van diverse pluimage aan. Een willekeurige greep uit het aanbod: schreeuwerige horden kinderen die op hun bovenlip zand en snot mengen tot een slijmerig snorretje, corpulente dames met overdadig veel valsgouden sieraden die in gebroken Frans overleggen waar ze hun volgende crêpe of gauffre gaan eten, oude mannen die kauwend op pruimtabak emmeren over mijn krant waarmee ik hen “godverdomme bijna een oog uitsteek”, alcoholici met natgeregende honden die zich eerst droogschudden in je gezicht en vervolgens je broek onderkwijlen, krijsende baby’s, pubers die in al hun onbegrepen woede sigaretten opsteken en de nieuwste jumpschijven door hun gsm laten knallen. Zo kan ik nog even doorgaan. Ik hou immers zorgvuldig een lijst met grieven bij. En ik heb nog niet eens deze klassieker bovengehaald: “zoude gij niet eens rechtstaan voor d’ouwe mensen? ’t Is toch een schandaal.”

Ontelbare keren heb ik al gedacht: “hier schrijf ik nog eens een boek over”. Nu deze blog in het leven is geroepen, grijp ik mijn kans. Het is een begin. Op mijn galspuwende roman De Kusttram is het Zaad van Satan blijft het helaas nog even wachten. Laat mij dan nu ter zake komen.

In mijn gedachten klonk het cynisch: “kijk eens aan, de toekomst is verzekerd.”

De afgelopen herfstvakantie gebeurde er iets bijzonders op het vehikel van de haat –excuus- de kusttram. Ergens halverwege Raversijde stapte een Vlaamse scoutsgroep op. Ik schatte hun leeftijd ergens tussen 10 en 12. Ze droegen blauwe hemdjes met op de schouder een vervaarlijk klauwende leeuw. De jongens gingen aan de rechterkant van de tram zitten en hieven een luid “ik heb een potteke vet” aan. Leuk. Enkele haltes verder stapte zowaar nog een scoutsgroep op. Het bleek deze keer te gaan om een verzameling Waalse kinderen. Hun uniform bestond uit beige hemdjes en blauwe sjaaltjes. Het gezang van de Vlaamse leeuwtjes verstomde meteen, terwijl ze argwanend toekeken hoe de Waaltjes met sjaaltjes gingen zitten aan de linkerkant van de tram.

Stilte voor de storm, zo bleek. Na wat gefluister en gegiechel begonnen de Waalse kinderen enthousiast te zingen: “et les Wallons! Et les Wallons! Et les Wallons sont champions !” Groot jolijt. De Vlaamse padvinders wisten even niet goed wat te doen, maar al snel hadden ze zich herpakt. Even later klonk het dan ook aan de andere zijde: “et les Wallons! Et les Wallons! Et les Wallons sont des champignons!” Een bitsige zangwedstrijd barstte nu los en tussenin wierpen de jongens lustig scheldwoorden naar elkaar. Beide partijen bleken immers te beschikken over een hoogst uitgebreide en kleurrijke woordenschat. In mijn gedachten klonk het cynisch: “kijk eens aan, de toekomst is verzekerd.”

Toen de tram bijna in Nieuwpoort arriveerde stapte een bejaard koppel op. Aan hun gesprek te horen, ging het opnieuw om mensen uit Franstalig België. Ze keken verbaasd naar het strijdtoneel. De man stapte na een poosje af op de kinderen. Ik had bewondering voor de oude knar, die het aandurfde om daar even voor Kofi Annan te gaan spelen. Mijn inschatting van zijn intenties was echter fout. De man ging de Waalse kinderen vervoegen, strekte parmantig zijn knokige middelvinger naar de Vlaamse kinderen en zong lustig mee. De hilariteit aan de Nederlandstalige zijde werd beantwoord met een tweede erecte middelvinger en een krachtig “ta gueule!”

Ik stapte af aan de Jozef Cardijnlaan in Nieuwpoort. Aan mijn lijst met tramgrieven werd toegevoegd: communautaire rel.

De kusttram: haalt het beste in je boven.

dinsdag 28 oktober 2008

Forelrel

Gastronomen, zeker die met een voorkeur voor riviervis, doen er dezer dagen goed aan de actualiteit te volgen, willen ze niet voor verrassingen komen te staan. Je zal maar achteloos een gebakken forelletje bestellen - 'in botersaus graag, ober': voor je het weet zitten Luckas Vander Taelen en de Mossad je achter de veren.

Want de forel is verbrand. Schuldig aan passieve collaboratie als zijnde het lievelingsgerecht van Adolf Hitler. Dat mag je niet zeggen, en je mag het nog veel minder klaarmaken, want op die manier riskeer je de Führer een menselijk gezicht te geven. En Hitler vermenselijken is de eerste stap naar negationisme, althans volgens Michael Freilich van Joods Actueel.

Wanneer de woorden 'forel op Beierse wijze' en 'Blood & Honour' in dezelfde zin opduiken, dan wordt het mij droef te moede.


Nu kun je over de nazi's veel beweren, maar dat ze allen behoorden tot de soort Homo sapiens sapiens, is boven alle twijfel verheven. Toch is het uitgerekend dat wat de tegenstanders van de bewuste aflevering van Plat préféré tegen de borst stoot.

Waarom toch? Wie is er zestig jaar na datum mee gebaat om Hitler voor te stellen als een monster dat zich voedt met het bloed van jonge maagden? Is het niet juist veel intrigerender te bedenken dat een man die wel een gebakken visje lust, miljoenen mensen de dood kan injagen?

Vers geschoten partizaan

In de pers regende het de afgelopen dagen alvast emotionele reacties. “Het hongerrantsoen in het Fort van Breendonk bestond uit 3 tassen koffie en 100 gram brood per dag. Dat de topchef tijd besteedt aan het opwaarderen van dat menu”, aldus François De Coster, voorzitter van de vereniging van Belgische politieke gevangenen.

Hugo van Minbruggen, van de website verzet.org, noemt het idee 'geheel smakeloos', en suggereert vervolgens met aanstekelijk enthousiasme wat er dan wel op het menu van Hitler stond: 'doodgeslagen Jood', 'pas geboren zigeunerkind met zweepslagen', 'vers geschoten Partizaan', 'gecastreerde Homoseksueel', 'gecremeerde Jodenkinderen', 'gemartelde Vrijmetselaar', 'bont en blauw geslagen zwarten en Aziaten'.

De VRT kan zich uiteraard geen rel veroorloven, en heeft de bewuste aflevering dan maar vervangen door die van volgende week, iets met risotto en Maria Callas. Ongetwijfeld even lekker, maar het blijft toch flauw van de openbare omroep om enerzijds hun steun aan de programmamakers te betuigen en anderzijds de critici meteen hun zin te geven.

Schokeffect

Wanneer de woorden 'forel op Beierse wijze' en 'Blood & Honour' in dezelfde zin opduiken, dan wordt het mij als historicus werkelijk droef te moede. Wat is er gebeurd met good old relativeringsvermogen? Waar zit het historisch besef als zo'n complex fenomeen als het nazisme wordt gereduceerd tot 1 onwaarschijnlijke boeman met een snorretje? Hebben we daarvoor die eindeloze stroom WOII-documentaires op Canvas uitgezeten?

Waarmee ik niet gezegd wil hebben dat de keuze van Jeroen Meus perfect verdedigbaar is. 't Is toch slikken als je het rijtje beroemdheden en hun lievelingsgerecht afgaat: Johnny Cash, Freddie Mercury, Roald Dahl. En Adolf Hitler.

Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat ze er den Dolf louter hebben bijgenomen voor het schokeffect. Misschien zelfs buiten het medeweten van de presentator, want zeg nu zelf: kunt u zich voorstellen dat een man die volschiet bij een bezoek aan Roald Dahls schrijfhut, op het idee komt om het lievelingskostje van zo'n ongeëvenaarde ploert te bereiden?

Hier en daar doen nu geruchten de ronde, als zou forel met blanke botersaus niet het lievelingsgerecht van Hitler zijn geweest. Sensatie! De Blandino's volgen de ontwikkelingen op de voet, en hopen stilletjes dat Meus voor de tweede reeks toch wat minder controversiële onderwerpen kiest. Iemand een suggestie?

maandag 27 oktober 2008

Wat al enkele weken in de lucht hing, is dit weekend eindelijk gebeurd: Dirk Geeraerd is niet langer trainer van KSV Roeselare. Twee punten uit negen wedstrijden en de 0-3 afgang in de derby tegen Zulte-Waregem deden Geeraerd de das om.

Wie me kent, weet dat ik een vurig supporter ben van Roeselare. Ik volg de club op de voet en zou mijn visie kunnen geven op de vraag of Geeraerd al dan niet terecht aan de kant is geschoven. In een poging om het een beetje boeiend te houden voor de niet-voetballiefhebber, kies ik voor een andere invalshoek.

Het ontslag van een voetbalcoach is altijd een hapklare brok voor de media. Een trainerswissel komt zelden uit de lucht gevallen: de crisisperiode die aan het ontslag vooraf gaat, is vanuit journalistiek standpunt uiteraard veel boeiender dan het positieve verhaal over een rustige en stabiele club. De manier waarop de media over die 'crisissfeer' berichten, en hoe ze zelf vaak een actieve rol spelen is bijzonder interessant om volgen.


"Er zit een Jood in het bestuur!"

Laat ons de casus Dirk Geeraerd en Roeselare als voorbeeld nemen. Twee seizoenen geleden, begin februari 2007, staat Roeselare knap zesde in de stand, na drie opeenvolgende overwinningen. Absoluut een mooie en onverwachte prestatie van de ploeg en zijn coach, maar amper een woord hierover in de media.

Want, wat vulde in die periode dan wel de kolommen van de sportbijlagen? Een crisis natuurlijk... Het zat op dat moment behoorlijk scheef bij één van de topclubs. Na de pijnlijke overwinning van Roeselare op het veld van Club Brugge, mochten Emilio Ferrera, Franky van der Elst en Marc Degryse hun bureau in Jan Breydel leeg maken.

Die laatste werd door iedereen openlijk uitgespuwd voor zijn falend transferbeleid. De onverwerkte frustratie dat Degryse ruim 15 jaar eerder de overstap had gemaakt van Club naar Anderlecht kwam op een pijnlijke manier terug naar boven. Ik citeer letterlijk de Club Brugge-aanhang tijdens de match tegen Roeselare: "Er zit een Jood in het bestuur". U merkt het: meer dan genoeg conflictueuze materie om verslag over uit te brengen.


Ontslag op bestelling

Terug naar de actualiteit nu. Dit seizoen gaat het van kwaad naar erger bij Roeselare. In de meerderheid van de wedstrijden is het niveau van de ploeg ondermaats. En als het elftal dan toch eens behoorlijk voor de dag komt, krijgt het geen loon naar werken. Kortom: het 'crisisspook' dwaalt al een aantal weken rond op Schiervelde. En die malaise, daar besteedt de pers natuurlijk wel heel wat aandacht aan.

Zoals dat altijd gaat, waren de journalisten er als de kippen bij om de vraag te stellen of de positie van Dirk Geeraerd bij Roeselare niet ter discussie staat. Niet dat daar iets verkeerd mee is, want het is uiteraard hun plicht om dat soort kritische vragen op te werpen.

Toch mag de impact van de berichtgeving rond zo'n crisis niet onderschat worden. Eens de media stelt dat de stoel van de coach begint te wankelen, is er geen houden meer aan. Bestuursleden, spelers, supporters , tot zelf de terreinmeester toe, allemaal werden ze gevraagd of Geeraerd al dan niet ontslagen moest worden.

Na het verlies op Moeskroen twee weekends geleden, kondigde de club een extra bestuursvergadering aan. Op die bewuste vergadering, vorige week maandag, zou er ook een gesprek plaatsvinden met de trainer. Zo goed als alle kranten en voetbalsites gingen er van uit dat de dagen van Geeraerd als trainer van Roeselare geteld waren. Maandag 20 oktober was de laatste werkdag van de Oost-Vlaamse coach, daar was iedereen van overtuigd. Een mooi voorbeeld hiervan: maandagavond deed ik naar wekelijkse gewoonte mee aan een café-quiz in Gent en één van de 'actualiteitsvragen' was: "Hoe heet de trainer van Roeselare die intussen zo goed als zeker ontslagen is?"

Maar de media zaten er dus naast. Die maandag, tijdens die quiz, heb ik heel wat over en weer ge-sms't om te weten hoe de situatie evolueerde. Zonder arrogant te willen overkomen kan ik stellen dat ik een 'rechtstreekse bron' heb binnen het bestuur van de club. Op het moment dat die bewuste quizvraag gesteld werd, en het persbericht nog niet vertrokken was, wist ik al dat het Roeselaarse bestuur, tegen alle verwachtingen in, Dirk Geeraerd nog niet ontslagen had.


Nuance of een sterke kop?

De messen bleven echter geslepen. Het bestuur had immers beslist dat Geeraerd na iedere wedstrijd zou geëvalueerd worden. In de redenering dat de thuiswedstrijd tegen Zulte-Waregem wel eens de laatste zou kunnen zijn met Geeraerd aan het roer, stuurde de VRT een extra cameraploeg naar Schiervelde. De opdracht was heel simpel: volg de trainer voor, tijdens en na de wedstrijd. Een eer die normaal alleen weggelegd is voor 'toptrainers', genre Preud'homme en Matthijsen. Het resultaat kan u hier bekijken onder de ietwat dramatische titel: "De laatste uren als trainer."

De sportredactie van de VRT had dus juist gegokt, want Geeraerd werd gisteren uiteindelijk toch aan de kant geschoven. Al is er in principe geen sprake van 'ontslag'. De ex-trainer van Waasland heeft een contract in Roeselare tot 2010 en dat wordt niet verbroken. Het persbericht van de club stelt letterlijk dat "Dirk Geeraerd als hoofdtrainer op non-actief wordt gezet." Concreet betekent dit dus dat de voormalige sociaal assistent waarschijnlijk binnen de club actief blijft, maar dan in een andere functie.

Strikt genomen is Geeraerd dus niet 'ontslagen' door Roeselare, het contract blijft lopen. Het kan overkomen als 'mierenneukerij', maar ik vind het toch frappant dat die nuance bij heel wat media verloren ging. Sporza.be plaatste het volgende bericht op haar site, toen de beslissing net bekend gemaakt was:

Roeselare zet Geeraerd aan de deur

zo 26/10/08 - KSV Roeselare heeft vandaag zijn trainer Dirk Geeraerd ontslagen. De club kende een barslechte competitiestart: met twee punten uit negen wedstrijden staat het op de laatste plaats. Assistent-trainer Nico Vanderdonck neemt voorlopig over.

Ook de concurrentie van sport.be maakte dezelfde fout.

Uiteraard begrijp ik dat de kop: "Roeselare zet Geeraerd op non-actief" helemaal niet zo sterk is als de koppen uit de vorige twee berichtjes. En uiteraard is er maar een flinterdunne grens tussen 'op non actief plaatsen' en iemand ontslaan.

Maar toch vind ik het ergens niet kunnen dat je verkondigt dat iemand ontslagen is terwijl dat eigenlijk niet zo is. Idealiter moet je volgens mij streven naar een sterk verhaal, maar dan wel een correct verhaal.

Tot slot nog een voorbeeld waar de journalist, naar mijn bescheiden mening, het bericht wel goed aanpakt. Het Nieuwsblad van vandaag schrijft het volgende op de tweede pagina van het sportkatern:

Roeselare offert Dirk Geeraerd

Roeselare begint aan een moeizame zoektocht naar een nieuwe coach nadat Dirk Geeraerd gisteren door de club op non-actief is gezet.

De kop is sterk en beeldend, maar door de inleidende zin doet Het Nieuwsblad de waarheid zeker geen geweld. Al zal dat Dirk Geeraerd op dit moment waarschijnlijk een zorg wezen.

zaterdag 25 oktober 2008

Dylanologie

Verblijd en jubel! Begin deze maand verscheen Tell Tale Signs, het 8ste deel uit The Bootleg Series van Bob Dylan. Het is een nieuwe verzameling van zogenaamde abanadoned treasures: losse opnames en songs die op een of andere manier de albums niet haalden. Wees gerust, u zal hier geen saaie bespreking lezen. Neen, ik wil het hebben over de hoogst aparte impact die het verschijnen van dergelijke bootlegs kan hebben op sommige sujetten.  


Tell Tale Signs. Niet zomaar een plaat voor Dylanologen.


Fans van Bob Dylan ofte Robert Zimmerman, zijn immers een eigenaardig volkje. Niet alleen heeft hun gezamelijke idool al een hele resem toonaangevende albums bijeengeschreven, hij filmde daarnaast ook excentrieke documentaires als Don't Look Back (1967) en Eat The Document (1972), maakte kinderlijke tekeningen naar het voorbeeld van zijn muzikale peetvader Woody Guthrie, schreef nevelige Rimbaud-achtige dichtbundels als Tarantula (1971) en werkt momenteel aan het tweede deel van zijn vlijmscherpe literaire autobiografie Chronicles, Volume One (2004)

Bob Dylan is een artistieke duizendpoot en tegelijk één van die figuren die nog maar een melodische scheet hoeft te laten om de aandacht van een hongerige roedel muziekjournalisten te trekken.  

Daar komt nog bij dat Bawb volstrekt onvatbaar is als mens en performer: in de jaren '60 was hij de voortrekker van een generatie jonge rebelse hemelbestormers, in de late jaren '70 werd hij zowaar een New Born Christian. Ooit was hij de messias van de Amerikaanse folkrevival, maar jaren later werd hij vervloekt en verguisd door folkhardliners omdat hij het miljaarde aangedurfd had ordinaire rock 'n roll te gaan spelen. Journalisten legde Dylan steevast in de luren met ironische, sarcastische en soms  downright nonsensicale praat: 

You don't necessarily have to write to be a poet. Some people work in gas stations and they're poets. I don't call myself a poet because I don't like the word. I'm a trapeze artist. 
(Norah Ephron and Susan Edmiston, 1965)


Bob Dylan. Trapeze artist.

Dit alles zorgt ervoor dat een zichzelf respecterende Dylanfan nooit echt helemaal verzadigd is. Elke song, video, tekst of foto kan een nieuw stukje zijn van de immer onvolledige puzzel die Dylan is. En dan slaat de microbe genadeloos toe: liefhebbers worden fans, fans worden dwepers en dwepers worden uiteindelijk onuitstaanbare fanatiekelingen die niets liever doen dan betweterige details bovenhalen en bezield discussiëren over welk album nu eigenlijk het beste is: Blonde on Blonde (1966) of Blood on the Tracks (1975)?

Ik reken mezelf graag bij deze groep van pedante wijsneuzen. Dylan is de onbetwiste koning der singer-songwriters. En het beste album is Blood on the Tracks, dat weet elk helder denkend mens met twee goed functionerende oren. 

De beschreven aandoening kreeg dankzij een zekere A.J. Weberman (1945-) trouwens ook een naam: "dylanology". Volgens de mythe kreeg de heer Weberman op een zekere schooldag de volgende ingeving: "well fuck this shit man. Interpreting Dylan is a hundred times more interesting than going to school." En zo gebeurde het dat Weberman intensief de vuilniszakken van Bob Dylan begon te doorzoeken. Wat hij wilde leren van Bobs etensresten of een lege doos cracker jackers weet ik niet, maar Weberman werd zo wel een icoon voor latere dylanologen: "nooit genoeg, nooit tevreden, meer Dylan. ALTIJD MEER DYLAN."

Net als bij zo'n dylanoloog na enige tijd de begeerte begint te tanen, wordt er weer een nieuwe schijf vol vergeten pareltjes op de markt gegooid. De dylanoloog schrikt op. De dubbel CD is al weken voor de releasedatum gefundenes Fressen, maar toch wacht hij braaf en reikhalzend af. Als hij de CD's dan eindelijk gekocht heeft en ze in de stereo schuift, voelt hij zich als een stoepjunk die zich na dagen van cold turkey alsnog een flinke spuit in de aderen ploft. Downloaden zegt u? Doe normaal. Dylan downloadt men niet.

Om af te sluiten verwijs ik geïnteresseerden nog snel naar Tangled up in Blue, een lukrake song vanop het eerder vermeldde Blood on the Tracks. En mocht u het niet met me eens zijn, laat me dat dan vooral weten. Dan kunnen we ons, beiden tangled up in Bob, samen alweters wanen.

zaterdag 18 oktober 2008

Bloed en boter

Het is een cliché als een huis: op het platteland valt geen nieuws te rapen, in de stad is het te doen. Ik weet niet hoe het elders zit, maar Diksmuide beantwoordt nagenoeg perfect aan dit beeld. De IJzerbedevaart, ja, daar komen de nationale media hun schelp nog voor uit. Maar verder? Geen nieuws is goed nieuws in de Boterstad, en voor journalisten is goed nieuws geen nieuws (volgt u nog?)

Tot vandaag. Wij kennen de lokale politie als vriendelijke koddebeiers die bezadigd hun patrouilles afmalen. U kunt zich dus wel voorstellen dat we aardig opkeken toen ze samen met hun federale collega's een blauwe gordel omheen de stad hadden gelegd. Op alle invalswegen werden automobilisten gecontroleerd, de één al wat grondiger dan de ander. Maar waarom toch?

Dankzij een combinatie van kleinstedelijke buzz en gerichte observatie liet het antwoord niet lang op zich wachten. Om kort te gaan: het onfrisse kaalkoppencollectief Blood & Honour organiseert vanavond een concert in de schaduw van de IJzertoren.

"Ik wil een krachtig signaal geven dat zulke groeperingen hier niet welkom zijn."

Naar goede gewoonte werd de precieze locatie van de bijeenkomst pas op het laatste moment bekendgemaakt. Dat het "ergens" in Vlaanderen zou zijn, stond vast. Liefhebbers die zich op een mobiel nummer meldden, kregen vervolgens te horen dat er verzameld zou worden aan het tankstation van Jabbeke langs de E40.

Ondertussen hadden de ordediensten uitgevist dat het in Diksmuide te doen was, meer bepaald in een feesttent op de camping van deelgemeente Sint-Jacobskapelle. Burgemeester Laridon (CD&V) was uiteraard not amused toen ze hoorde dat een bende skinheads haar stad had uitgekozen voor een avondje door en door fout plezier. 'Ik wil een krachtig signaal geven dat zulke groeperingen hier niet welkom zijn', klonk het in de pers, 'maar wettelijk gezien kunnen we er ons niet tegen verzetten'.

Ook de lokale bevolking was er, mede door al het machtsvertoon, niet echt gerust op. Mijn grootmoeder, om maar één ervaringsdeskundige te noemen, zag de Wehrmacht voor haar geestesoog al in ganzenpas voorbijmarcheren.

Het is nu even voor elf en, voorzover ik dat vanuit het centrum kan beoordelen, lijkt het B&H-concert rustig te verlopen. Nogal wiedes: ze kunnen bij ontstentenis van (anders)denkenden moeilijk elkaar beginnen aftuigen. Alhoewel, met dat volkje weet je natuurlijk nooit.

Vandaag moest ik meer dan eens terugdenken aan nazomerdagen in de jaren '80 en '90. Toen zorgden gelijkgestemde zielen steevast voor wat geïmproviseerde randanimatie bij de IJzerbedevaart. Niet zelden draaide dat uit op vernield cafémeubilair, versplinterde bierglazen en een enkele keer op een charge met het waterkanon.

Daar was vanavond wel niks van te merken, maar toch. Met al die flikken ging het adrenalinegehalte vanzelf de hoogte in. Wij zachtaardige polderbewoners zijn zo'n commotie niet gewend, en gehecht als we zijn aan onze vrijheid, voelden we ons door het politiecordon dan ook opgesloten in een bezette stad.

Nee, wat mij betreft hoeft dat B&H-gespuis niet meer terug te keren. Dan nog liever elke zaterdag een buslading zatte Engelsen, een hele oktober lang.

UPDATE: Blijkbaar zijn neonazi's echte nachtraven met trommelvliezen van gewapend beton, want omstreeks 1 uur ging het (op twee kilometer van mijn deur) opeens van boenkeboenke en nu en dan een eenstemmig "Sieg Heil". Kwestie van zeker niet op te vallen.

vrijdag 17 oktober 2008

Reizigers door de Grote Oorlog

Hoewel hij het waarschijnlijk niet beseft, heeft die sakkerse Jonas mij met zijn vorige post een pracht van een voorzet gegeven, die ik nu uiteraard Wesley Sonckgewijs ga binnenkoppen.

Zoals u kon lezen, speelt Dokter Zjivago zich af ten tijde van de Russische revolutie, die in 1917 ondermeer leidde tot het einde van de Eerste Wereldoorlog op het oostelijk front. Dat was in de jaren daarvoor het toneel geweest van bloedige gevechten tussen het leger van de tsaar enerzijds en Duitse en Oostenrijkse troepen anderzijds, met als inzet Polen en Galicië - niet te verwarren met de gelijknamige Spaanse provincie.

Klinkt allemaal heel ver van ons bed, zelfs voor een historicus. Ik was dan ook niet weinig verrast toen ik hoorde dat er Belgen hebben meegestreden aan de zijde van de Russen. In hun boek Reizigers door de Grote Oorlog (ISBN 978 90 5826 552 4) beschrijven August Thiry en Dirk Van Cleemput de onwaarschijnlijke lotgevallen van die vergeten soldaten, het korps Autos-Canons-Mitrailleuses (ACM). Uit dit werk destilleerden de auteurs een lezingenreeks, waarvan ik op 16 oktober dankzij Davidsfonds Diksmuide een try-out kon bijwonen.


Toen den Duits in augustus 1914 ons land binnenviel, kregen enkele patriottische autofreaks het idee om wat staalplaten aan hun Minerva te lassen en met die primitieve 'pantserwagens' de opmars van de vijand te stuiten. Zonder veel succes overigens, maar dat weerhield de kapitaalkrachtige baron de Caters er niet van, in Parijs de eerste Belgische pantserdivisie op te richten.

Vierhonderd onverschrokken avonturiers, waaronder de Luikse worstelkampioen Constant le Marin en de jonge Julien Lahaut, meldden zich in onbezet Frankrijk voor de keiharde opleiding. Eenmaal die achter de rug was het tankkorps - met modern materiaal - gevechtsklaar. Alleen: aan het westelijk front was de tijd van de grote offensieven voorbij. De Belgen hadden zich ingegraven achter de IJzer en ook bij de verdediging van de Ieperboog waren tanks nutteloos.

Omdat hij er zelf niets mee kon aanvangen, deed koning Albert I de ACM dan maar cadeau aan tsaar Nicolaas, die alle hulp kon gebruiken. Op 21 september 1915 vertrokken de Belgen vanuit Brest naar Archangelsk, van daaruit ging de reis over land naar Sint-Petersburg. Daar lummelden ze enkele maanden rond, maar toen riep de plicht: hun tanks werden ingezet aan het Galicische front, in het huidige Oekraïne.

Thiry en Van Cleemput spraken met aanstekelijk enthousiasme over hun passie en illustreerden hun exposé met een overvloed aan foto's en kaarten. Het onderwerp is - in Vlaanderen althans - zo goed als onbekend, en dat zij de ACM uit de vergetelheid hebben gehaald, verdient alle lof.

Het werd echter al snel duidelijk dat de lezing nog niet helemaal op punt stond, om het zacht uit te drukken. De auteurs hadden zich kennelijk voorgenomen om op twee uur tijd het hele boek te vertellen. Een al te ambitieus plan: de talrijke anekdotes waarmee ze hun betoog lardeerden, zorgden ervoor dat de Russische campagne, toch de kern van de zaak, pas na een klein uur ter sprake kwam.

Door die belabberde timing moest het tweede deel van de avond in sneltreinvaart worden afgehaspeld, zodat enkele razend interessante onderwerpen niet of nauwelijks belicht werden. De steun aan de bolsjewieken in de Russische burgeroorlog, de odyssee doorheen Siberië richting Vladivostok nadat Lenin het ACM had bedankt voor bewezen diensten, de hartelijke ontvangst in San Francisco en New York, de thuiskomst in mineur: zo traag als de avond op gang was gekomen, zo haastig holde hij naar zijn einde.

Omdat een verwittigd man er, in tegenstelling tot pakweg de Fortis-aandelen, twee waard is, hadden Thiry en Van Cleemput het publiek uitvoerig op het hart gedrukt dat het 'maar' een try-out was. Niettemin kreeg ik de mantra's "maar dat moet u maar eens in het boek nalezen" en "daar hebben we jammer genoeg geen tijd voor" vaker te horen dan me lief was.

Conclusie: mits flink wat oordeelkundig snoeiwerk valt van deze schat aan informatie wellicht een heel genietbare lezing te maken. De irrelevante details moeten eruit en de wisselwerking tussen beide sprekers kan nog vlotter, maar dankzij deze avond heb ik wel zin gekregen om Reizigers door de Grote Oorlog te lezen. Laat ons hopen dat de rest van geschiedenisminnend Vlaanderen spoedig volgt.

woensdag 15 oktober 2008

Op de trein van Oostende naar Gent kan het al eens voorvallen dat er zich een visser in je wagon bevindt. Niet zo'n halfzachte karpervisser die zich tijdens het weekend uitleeft aan de Harelbeekse Gavers. Neen, een echte Oostendse zeebonk die van vissen zijn beroep heeft gemaakt. Laatst kwam er dan ook een prachtexemplaar recht voor mijn neus zitten: compleet met scheve goudgele tanden, tatoeages die gezet leken te zijn door een blinde met parkinson, en de onvermijdelijke halve liter Jupiler. Pakje Bastos in de borstzak. De wat glazige ogen zeiden me dat het niet zijn eerste pintje van de dag was.

De man verkeerde evenwel in opperbeste stemming en praatte honderduit tegen zijn vrouw die, om het diplomatisch te stellen, horizontally challenged was. Om het minder diplomatisch te stellen: de vrouw van de visser was episch dik. Mijn reisgezelschap werd compleet toen ook een wat oudere vrouw ons kleurrijke drietal kwam vervoegen. Ze ging zitten op de plaats naast mij, en toonde verder niet de minste interesse; noch voor mij, noch voor de visser en zijn potvis. Ze haalde meteen een boek boven en begon aandachtig te lezen terwijl de trein zich langzaam in gang sleepte.

De visser bleef de wildste verhalen vertellen over zijn avonturen op zee, en haalde nog een halve liter uit zijn plastic zak. Ergens tussen Oostende en Brugge viel het gesprek tussen de visser en zijn vrouw weliswaar stil. Hij verlegde zijn aandacht nu naar de lezende vrouw, en vroeg haar: "madam, wat voor een boek lees je daar?" De vrouw keek op en kantelde zonder iets te zeggen de kaft van haar boek in zijn richting. Het bleek om Doctor Zhivago van Boris Pasternak te gaan. Deze Russische schrijver kreeg in 1958 de nobelprijs voor literatuur, maar nam die nooit in ontvangst om een schandaal in eigen land te vermijden. Volgens de Sovjets was het boek immers anti-marxistisch.

Doctor Zhivago: de hele godganse nacht.


"Dokter Zivaho…", las de visser fronsend luidop. De vrouw legde het boek weer op haar schoot en las verder. De visser keek me geamuseerd aan. Ik wist dat dit gesprek er nog niet opzat.

"Zeg madam, dokter Zivaho... is dat een seksboek?", vroeg de visser opeens, alvorens een triomfantelijke glimlach in mijn richting te sturen. De vrouw keek nu driftig op, en zei met strenge stem: "Nee meneer, dat is geen seksboek. Het is een aangrijpend liefdesverhaal over een jonge dokter, en het speelt zich af ten tijde van de Russische revolutie in 1917. Als u me dan nu alstublieft verder wil laten lezen?" Vervolgens keek ze in mijn richting, vermoedelijk om te zien aan wiens kant ik stond. Ze kon mijn lachende gezicht derhalve niet echt op prijs stellen.

Het bleef weer even stil. Na enkele gênante minuten, waarin ik voornamelijk naar voorbijrazende koeien keek, verbrak de visser opnieuw de stilte: "madam… volgens mij is dat écht wel een seksboek." Voor het eerst kwam er nu een reactie van de vissersvrouw. Ze gaf haar man een berispende tik op de knie, en suste hem daarna met de woorden "Danny, praat maar nog een beetje met mij.

"Danny. Ik had het kunnen weten. Danny gaf zich nog niet gewonnen. Hij richtte zich tot zijn vrouw, en sprak in een walm van bier en sigaretten: "Miranda, jij moet niet zagen. Die madam is hier een seksboek aan het lezen omdat ze verzekers niet meer van de grond komt. Jij en ik, dat is elke dag van dokter Zivaho. Dokter Zivaho hier, dokter Zivaho daar. Jij hebt niet te klagen." Dit bleek de druppel te zijn voor de lezende vrouw. Ze stond bruusk recht en begaf zich snel naar de deur van de wagon. Gelukkig arriveerde de trein bijna in Brugge en bleek dat ook haar bestemming te zijn. Ze stapte af, maar niet voor Danny haar nog luidkeels nariep: "Hé madam! Miranda en ik, dat is straks heel de nacht van dokter Zivaho! Heel de godganse nacht, hoor je me!"

dinsdag 14 oktober 2008

Dagje Dotte-Nys

Ah de herfst! Voor de meesten een somber seizoen: kortere dagen, vervelende plensbuien en daar bovenop het vooruitzicht van drie maanden opgeklopte Halloween-, Sinterklaas- en Kerstsfeer...

En toch, niet alle Belgen kruipen dezer dagen dicht bij de verwarming om knusje in de herfst-catalogus van 3 Suisses te bladeren. Persoonlijk ben ik niet zo'n cocoon-type. Neen, ik associeer de herfst met een heleboel andere zaken. Denk bemodderde laarzen, denk hogedrukreinigers, denk braadworsten, denk krakende luidsprekers en denk bier, vooral bier. Ik beken: u kan me tijdens het najaar en in de winter wel eens tegenkomen op een veldrit. Of 'op de cyclo-cross', zo u wil.


Het cross-seizoen is nog maar pas gestart, dus het begon de voorbije weken al wat te kriebelen om mijn bottines aan te trekken en naar de cross te gaan kijken. Een opdracht voor het vak 'Sportberichtgeving' gaf uiteindelijk de doorslag. Want, hoe kun je nu de kop en de inleiding van een sportverslag schrijven als je de wedstrijd niet in levende lijve hebt bijgewoond? Een beetje flauw, ik weet het, maar ik ben erin geslaagd om het mezelf wijs te maken en voor ik het wist, reed ik zaterdag op de autostrade richting Moeskroen.



Daar, op de grens tussen West-Vlaanderen en Henegouwen, in de deelgemeente Dottignies / Dottenijs, werd voor de 11de keer de Grand Prix de la Région Wallone verreden.

Verwacht hier geen uitgebreid verslag over de sportieve gang van zaken. Het lijkt me leuker om aan de hand van een aantal foto's die ik Dottenijs genomen heb, een poging te doen om de typische 'cross-sfeer' eventjes bij u in de huiskamer te brengen. Verwacht geen pareltjes van foto's... Ik ben verre van een doorgewinterd amateur-fotograaf, laat staan dat ik het materiaal heb om op een deftige manier aan sportfotografie te doen. Mijn simpele digitale camera verbleekte zaterdag meer dan eens tussen het geweld van de telelenzen en professioneel opgestelde statieven.












U merkt het, de gemiddelde leeftijd van de toeschouwers op zo'n veldrit schommelt in ieder geval een stuk boven de 30. Nu, het publiek was zaterdag misschien niet helemaal representatief. Er was al bij al een matige opkomst, zeker in vergelijking met de duizenden (ook jonge) mensen die de 'grote' crossen aantrekken. Neen, Dottenijs is geen Overrijse, Gavere of Hofstade.

Ook het parcours was niet echt iets om mee uit te pakken: geen spectaculaire beelden van renners die in de duinen ploeteren of naar boven klauteren op steile bospaadjes. Het decor voor de cross in Dottignies is feite niet meer dan een soort bedrijventerrein voor voedingsproducenten, met daarachter nog een stuk braakliggende grond. Een paar vrachtwagens aarde zorgden voor wat (kunstmatig) reliëf en op de asfaltweg in het bedrijvenpark werd een mooie finish-boog geplaatst. Et voila, we hebben ons parcours voor een internationale veldrit!


We mogen natuurlijk niet te misplaatst kritisch zijn. Veldrijden is nu eenmaal een zéér lokale aangelegenheid. De veldrit van zaterdag mag dan wel 'GP de la Region Wallone' heten, het parcours is voor alle veiligheid mooi in de nabijheid van West- en Oost-Vlaanderen gelegen. Kwestie van toch nog een beetje publiek belanstelling te genereren. Voor de omkadering van de wedstrijd kon de organisatie gelukkig rekenen op financiële bijstand van het Waalse Gewest. Maar, het mocht allemaal niet té veel geld kosten. Zo werd het podium zaterdag rechtstreeks gerecupereerd van de jaarlijkse rittenkoers Tour de Wallonie. Op zich niets mis mee, ware het niet dat felgekleurde panelen met "Vainqueur d'étappe", "Classement général" en "Prix de combativité" toch ietwat uit de toon vallen op het podium van een veldrit.



Op de foto herkent u trouwens Jean-Pierre Detremmerie. Zaterdag aanwezig in zijn hoedanigheid van voorzitter van de 'Société intercommunale mouscronnoise de gaz et d'électricité'. Een hele boterham, maar onthoudt u vooral dat deze meneer de voorbije vijftien jaar dé man was in Moeskroen. Detremmerie was burgemeester van Moeskroen voor de cdH, maar daarnaast ook geruime tijd voorzitter van de eersteklasser Excelsior Moeskroen.

Onder zijn burgemeesterschap probeerde de niet onbesproken Detremmerie de stad Moeskroen, en bij uitbreiding de hele regio, uit te bouwen tot een regionale aantrekkingspool voor allerhande industriën. Volgens zijn visie was er een grote toekomst voor de grensregio tussen Zuid West-Vlaanderen, Noord-Frankrijk en Henegouwen. De stad probeerde niet alleen een gunstig vestigingsklimaat voor bedrijven te creëren, maar investeerde ook zelf in een aantal 'openbare werken'. Niet in het minst op het gebied van sport - meer bepaald voetbal. Het vermaarde jeugdcomplex Futurosport, dat tot stand kwam door een financiële injectie van de stad, is daar een mooi voorbeeld van. Altijd handig als de voorzitter van een voetbalclub ook een dikke vinger in de pap te brokken heeft bij de verdeling van de gemeentelijke subsidies, niet?

Net zoals voor zijn regio, zag de ambitieuze Detremmerie ook voor voetbalclub Excelsior een grote toekomst. De club moest uitgroeien tot een subtopper in België en supporters uit Noord-Frankrijk aantrekken. Op zich deed Moeskroen, dat in 1996 naar eerste klasse promoveerde, het bijlange niet slecht: onder Leekens en Broos slaagde de club er meermaals in om bij de top 5 van de competitie te eindigen. Een echte prijs kwam er nooit: Excelsior stond twee keer op de Heizel in finale van de Beker van België, maar in 2002 en 2006 verbrodden respectievelijk Club Brugge en Zulte-Waregem het feestje. Toch kan je Moeskroen bezwaarlijk een 'rustige en gezonde club' noemen. Sommigen zullen zich nog de beelden herinneren waarop de onderzoekers van het Doornikse parket de Excelsior-boekhouding -verpakt in tientallen curverboxen - in de auto aan het laden zijn.

Eind 2006 staat de club aan de rand van het faillissement. Sindsdien gaat het er turbulent aan toe in de club. Eerst streek een zootje louche Kazachse investeerders neer, en in maart 2007 werd Philippe Dufermont tot voorzitter verkozen. Hij zou de club terug financieel en sportief gezond maken, in de eerste plaats door zijn vele connecties in Spanje. Dufermont bracht niet alleen Spaanse sponsors naar Moeskroen, maar ging ook shoppen in de B- en C-kern van Valencia. Dat je als trainer die batterij aan Spanjaarden, maar beter aan de aftrap brengt, ondervond Marc Brys. De Antwerpse coach werd ontslagen in december 2007, naar verluid omdat "hij niet genoeg Spanjaarden opstelde." Moeskroen stond op dat moment 8ste in de rangschikking, gezien de resultaten van de laatste jaren zeker geen slechte positie. Begrijpe wie begrijpe kan... Philippe heeft zich intussen teruggetrokken als voorzitter en werd opgevolgd door zijn neef Jean-Pierre Dufermont.


Genoeg over het voetbal nu, terug over de koers. Sven Nys won in Dottenijs, hoewel hij niet echt nadrukkelijk in de koers aanwezig was. Zijn Landbouwkrediet-ploegmaat Rob Peeters kwam des te meer op de voorgrond. De renner uit Dessel reed lange tijd op kop, maar werd door het beulenwerk van Niels Albert gegrepen. Toch zeker een prestatie om te onthouden, Peeters eindigde uiteindelijk nog verdienstelijk tweede.



Hoewel het een ploegmaat van Peeters was die als eerste over de streep kwam, was de Landbouwkrediet-renner toch lichtjes ontgoocheld. Dat kon ik toch op te maken uit een gesprekje dat hij had met een journalist van WTV, off the record uiteraard. Eén van de leuke dingen bij het veldrijden is het feit dat de renners min of meer toegankelijk zijn voor het grote publiek. Ok, het was niet echt een grote cross, maar ik kon toch vrij probleemloos meeglippen met 'echte' journalisten tot in het 'rennersdorp'. Stelt u zich daar vooral niet te veel bij voor: zo'n rennersdorp bij het veldrijden ziet er uit als een doordeweekse camping. Alleen staan er geen barbeques bij de campers, maar wel fietsen op rollen, zodat de crossers na een uurtje 'à bloc' gaan, rustig kunnen uitrijden.


En om af te sluiten wil ik een aantal foto's tonen van de winnaar van de dag. Ik zal over Sven Nys niet te veel uitweiden, want dat zou te veel plaats vergen in deze nu al vrij lijvige bijdrage.

Sven Nys is voor mij dé sporter van de laatste tien jaar, dus vergeef mij als ik een beetje lyrisch word. Mijn grenzeloze bewondering voor Nys komt voort uit de manier waarop de Balenaar aan sport doet: Nys is zeer gefocust, professioneel, ambitieus en zelfbewust. Sporters met zijn soort branie missen we vaak in België. Daarenboven, hij zegt steeds waar het op staat. Geen veelprater, maar wanneer hij antwoordt op vragen van journalisten, dan is dat steeds to the point. Ik hoop van harte dat de man nog eens wereldkampioen mag worden en in 2012 zijn carrière in London afsluit met een Olympische medaille. Wat - een - atleet.

Met enkele foto's van Nys wil ik dit stukje afsluiten. Een topsporter pur sang die de voorbije vijf jaar uitgegroeid is tot waarschijnlijk de allerbeste renner ooit in zijn discipline. Het veldrijden mag dan misschien een volkse kermissport zijn, dat maakt de prestaties van Nys er niet minder op.





wie alle foto's wil bekijken kan hier terecht

maandag 13 oktober 2008

Weekendongeval

Hebt u dat ook soms, die onbedwingbare neiging om patronen te zien waar er geen zijn? Van die dagen dat u niet naar het nieuws kunt luisteren zonder dat er ergens een celebrity het bijltje erbij neerlegt, dat bedoel ik.

Neem nu Jörg Haider en Ernst-Paul Hasselbach: allebei omgekomen in een auto-ongeval. Hm, ook toevallig, vindt u niet? In Karinthië doet alvast het gerucht de ronde, als zou de Volkswagen Phaeton waarmee de gouverneur tegen 142 km/u van de weg lazerde, gesaboteerd zijn. Terwijl hij gewoon wat voorzichtiger had moeten rijden, dat spreekt. Iets wat Hasselbach misschien ook beter had gedaan. Wie zal het zeggen?

Achteraf is het natuurlijk makkelijk praten: "hadden ze maar...", ondertussen is het wel gebeurd. En zoals dat met publieke figuren gaat, wordt hun dood alom betreurd. Al moesten Haiders collega's wel erg diep in hun retorische trukendoos tasten om iets aardigs over de gestorven populist te kunnen vertellen.

Over de meeste doden in het verkeer zegt niemand wat, behalve dr. Luc Beaucourt, en dan nog enkel om pubermeisjes te doen kokhalzen met zijn rondreizend horrorkabinet. Slachtoffers van weekendongevallen zijn 'jongeren' zonder meer, of het moet zijn dat ze te snel reden of onder invloed waren. Eigen schuld dikke bult. "Hadden ze maar..." Nog snel wat plaatjes schieten van een verhakkeld autowrak en we kunnen net in het nieuws van zeven.

Maar soms gebeurt zoiets bij wijze van spreken in je achtertuin, en dan wordt achter die grijsgedraaide platitudes en nietszeggende initialen de rauwe werkelijkheid zichtbaar. 23-jarige Diksmuideling komt om bij zwaar verkeersongeval. Op de terugweg van een fuif, zondagochtend, knalde de wagen waarin hij meereed tegen een elektriciteitspaal. Hij droeg geen gordel en was op slag dood.

'Hij' is een leeftijds- en een stadsgenoot. Zou ik 'm kennen? Ik maak mezelf wijs dat dat niet kan, oud-leerlingen van het College sterven niet jong. Geruststellend. Toch maar eens kijken of er al meer nieuws is. Ik beland op Facebook, en 'de 23-jarige man' krijgt op slag een gezicht en een naam. Het is Ward. Zijn prikbord is herschapen in een condoléanceregister, de ene reactie al ongeloviger dan de andere. Status: "Ward is dan naar de w'en dust-party". Had hij maar...

zondag 12 oktober 2008

Nobelidool

Eerlijk zeggen: had ù al van Jean-Marie Gustave Le Clézio gehoord voor hij de Nobelprijs voor Literatuur 2008 ontvangen had? Zo niet, dan hoeft u zich wat mij betreft niet te schamen; niets menselijks is mij vreemd. Bekendheid bij het grote publiek is zelfs eerder een handicap dan een troef voor al wie zich, tegen beter weten in, tot de kanshebbers voor de prestigieuze onderscheiding rekent. Het is met Nobelprijzen zoals met pausverkiezingen: wie als paus het conclaaf binnengaat, komt gegarandeerd als kardinaal weer buiten.

J.M.G. Le Clézio (foto: Salvador Garcia Bardón)

Met wat geduld kun je zo makkelijk een hele lijst aanleggen van grote literatoren die decennia na hun dood nog altijd tot het wereldwijd cultureel erfgoed behoren, maar geen Prijs op hun schoorsteenmantel (en bankrekening) hadden staan. Henrik Ibsen? Niet idealistisch genoeg voor het Comité - wat dat ook moge betekenen, maar soit. Mark Twain, Leo Tolstoj en Emile Zola: idem. Salman Rushdie en Arthur Miller dan maar? “Te populair”, heette het. Ook James Joyce niet? Nee, ook die niet. Als het nu nog Zweden waren geweest, dan misschien, want geloof het of niet: de schrijvende landgenoten van Alfred Nobel zijn vaker met de eer gaan lopen dan heel het Aziatisch continent tezamen. Kun je nagaan.

Toch doen we er goed aan, onze vrienden uit het oosten niet te onderschatten. Enkele uren voor de bekendmaking van de laureaat, bleken online gokkers verdacht veel geld op Le Clézio in te zetten. Zoveel zelfs, dat voorzitter Horace Engdahl vreesde voor een lek binnen de Zweedse Academie, die de prijs toekent. De speurtocht naar de mol is ongetwijfeld al in volle gang, maar het zou me niet verbazen mocht in dit verhaal vroeg of laat een gokchinees opduiken. Want laat er geen twijfel over bestaan: wie La Louvière kan infiltreren, draait zijn hand niet om voor een gefixte Nobelprijs meer of minder.

Waarom zouden we er, nu we toch bezig zijn, eigenlijk niet meteen een volwaardige wedstrijd van maken? Nobelidool 2008: eerst een preselectie via internet om het aantal deelnemers terug te brengen tot pakweg twintig, die dan in een wekelijkse tv-show komen voorlezen uit eigen werk. Het publiek stemt, de minst populaire moet naar huis en dat gaat zo door tot in een grandioze finale het Nobelidool 2008 plechtig wordt bekendgemaakt.

Gedaan met dat academisch gekonkel in allerlei achterkamertjes, leve de sms-democratie! Wie dat wil, kan volkomen legaal een gokje wagen: iedereen content, en met de opbrengst houden we de wereldwijde crisis in bedwang. Desnoods kunnen we al eens oefenen op kleinere schaal, in ons eigenste Vlaanderen bijvoorbeeld. Favorieten voor de titel (in willekeurige volgorde): Piet Huysentruyt, Sonja Kimpen en de ghostwriter van Sara – Mijn dagboek.

vrijdag 10 oktober 2008

Hommeles op de Blandijnberg

Deze blog der Blandino’s is nog niet goed en wel opgestart, of er moet al slecht nieuws gebracht worden vanop onze beminde berg. “Studenten vechten om Gentse Blandijnberg” kopte De Standaard op woensdag 8 oktober. De locus amoenus van uw dienaars werd dinsdagavond immers het strijdtoneel voor een zoveelste confrontatie tussen linkse studenten en aanhangers van de rechtse Nationalistische Studentenvereniging (NSV).

Die avond had de NSV een debat over de toekomst van België georganiseerd. Onder de sprekers bevond zich Filip Dewinter (Vlaams Belang). Rector Paul van Cauwenberge had toestemming gegeven om het debat door te laten gaan in de faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de UGent. Dat was evenwel buiten een 300-tal linkse studenten en anarchisten gerekend, die besloten daar een stokje voor te steken. Twee dagen eerder had het Progressief Studentenfront alle linksen te lande opgeroepen om het debat fysiek te verhinderen.

Hoewel de universiteit deze oproer wel had kunnen verwachten, werden slechts zeven veiligheidsagenten naar de Blandijn gestuurd om de situatie onder controle te houden. Vergeefse moeite, zo bleek. Rond zes uur slaagden een 30-tal NSV’ers erin de Blandijn binnen te dringen en zich te verschansen in auditorium D. Een slechte zet, bleek even later. Een troep linkse studenten vergrendelde immers de deur van het auditorium en sloot de NSV’ers op als leeuwen in een kooi. Pun intended.


Linkse studenten sluiten NSV'ers op in auditorium D

Over wat zich in het auditorium afspeelde bestaan verschillende versies. Ik nam contact op met beide partijen in de hoop wat duidelijkheid te kunnen scheppen. Matthias van der Hoogstraten van de Actief Linkse Studenten (ALS) vertelt: “wij willen fascisten geen forum geven aan de universiteit. Er waren enkele NSV’ers binnen geraakt en wij konden die gasten daar echt niet laten rondlopen. In het auditorium hebben ze stoeltjes vernield om matrakken te maken. Bovendien hebben ze de deur van het auditorium ingebeukt.” Arno D’Hooghe van de NSV is het daar niet mee eens: “er zijn door ons geen vernielingen aangebracht. De stoeltjes die wij vernield zouden hebben waren al kapot. Er was inderdaad schade aan de deur, maar daar zijn de linkse studenten verantwoordelijk voor. Zij hebben bovendien een brandblusapparaat leeggespoten in het auditorium. Voor hetzelfde geld werden daar studenten doodgeslagen.”

"Als linkse studenten hun wereldrevolutie aan de Blandijn willen beginnen, dan doen ze maar."

Woord tegen woord, het is een klassiek verhaal. In Gent gaan extreem rechtse en extreem linkse studenten geregeld met elkaar in de clinch. Denken we maar aan de oproer die onstond toen het Katholiek Vlaams Hoogstudenten Verbond (KVHV) in 2005 Jean-Marie Le Pen van het Front National uitnodigde aan de UGent, of aan de jaarlijkse (anti-)NSV betoging. Een mens kan stilaan gaan denken dat beide partijen af en toe met elkaar op de vuist moeten gaan om zich bevestigd te voelen in hun eigen vorm van politiek idealisme. De uitkomst is in ieder geval altijd hetzelfde: de anderen treffen schuld.

Niets is minder waar zegt Arno D’Hooghe: “Wij zijn Vlaams-nationalisten en democraten. Wat de linkse studenten doen interesseert mij voor geen meter. Als zij hun wereldwijde revolutie aan de Blandijn willen beginnen, dan doen ze maar. Rechts doet niet aan tegenacties.” Volgens Matthias van der Hoogstraten zijn dergelijke acties echter noodzakelijk: “wij kunnen dit gewoon niet toelaten. Wij hebben een uitgebreid socio-economisch programma, maar ook anti-fascisme en anti-racisme maken een belangrijk deel uit van onze streefdoelen.”

Na de opsluiting van de rechtse studenten moest het hoogtepunt van de avond nog komen. Een strijdvaardige Filip Dewinter chargeerde met een knokploegje van Voorposters de trappen van de Blandijn. Er onstond een schermutseling waarbij rector van Cauwenberge de gemoederen probeerde te bedaren. Hij deelde evenwel in de klappen en moest met een hoofdwonde de aftocht blazen.

Foto: Pieter Morlion (Schamper)

Ook hierover hebben zowel links als rechts hun eigen mening. Volgens de ALS was het de bedoeling een geweldloze blokkade te vormen en was er geen sprake van links geweld. “Dat die fascisten gechargeerd hebben is hun eigen fout”, aldus van der Hoogstraten. Voor de NSV treft vooral de rector schuld: “rector van Cauwenberge had de politie moeten verwittigen. Er waren slechts zeven veiligheidsagenten aanwezig en zo heeft hij dit laten gebeuren. Wij eisen dan ook dat er schorsingen volgen voor linkse studentenverenigingen. Zoniet zullen er jurisdische stappen ondernomen worden.”

Dit incident was vooral een zoveelste hoofdstuk in een triest verhaal. Ik wil het woord “belachelijk” hier niet in de mond nemen, maar het staat vast dat met dergelijk haantjesgedrag elke constructieve dialoog onmogelijk wordt gemaakt. Studentenvertegenwoordiger Thijs Verbeurgt verwoordde het treffend aan studentenblad Schamper: “Ik vind dit schandalig, een nederlaag voor de vrije meningsuiting. De verenigingen die aan deze actie hebben deelgenomen moeten hun verantwoordelijkheden opnemen. Zij hadden hun activiteit duidelijk niet onder controle.”

Het is afwachten welke sancties er zullen volgen. Eén ding is zeker: dit was niet de laatste keer dat er geknokt werd tussen “fasco’s” en “commies”. Wij hopen alvast dat ze de Blandijn de volgende keer links –of rechts?- laten liggen.

dinsdag 7 oktober 2008

Two cheers for technology

Dan denkt een mens: laat ik eens mijn ecologische voetafdruk binnen de perken houden en een metro-abonnement nemen. Onze teerbeminde blauwe planeet ziet al genoeg af, en bovendien heb ik niet echt zin om in putje winter elke dag vier kilometer naar mijn stageplek te klossen. Slechts € 45 kost me dat, een sympathiek gebaar vanwege die gesubsidieerde lieverds van Quartier Latin. Reden genoeg dus voor een armlastige student om zich gezwind richting metrostation Brouckère te begeven, wat administratieve formaliteiten te doorworstelen en dan: volop genieten van een jaar openbaar vervoer in de hoofdstad. Dat dacht ik tenminste. Na nauwelijks twee minuten - wat een drukte in die Bootik! - sta ik alweer buiten. Zonder abonnement. De volgnummerverdeler (of hoe noem je zo'n ding?) is leeg, en zonder volgnummer geen bediening. Kom morgen maar eens terug. Quelle misère!

Op dagen als vandaag, waarop het werkelijk allemaal tegenzit - geen abonnement, te weinig wisselgeld bij Panos en een defecte trein huiswaarts - vraag ik me altijd af: wat is er geworden van al die prachtige toekomstbeelden die we in de vorige eeuw koesterden? Waar zijn ze, de hotels op de maan en de pendeldienst naar Mars? En vooral: waar blijven de superintelligente robots, die de mensheid van alle tijdrovende en/of onprettige taken zullen verlossen en steeds paraat staan, vierentwintig uur per dag, zonder te zaniken over koopkracht en crisis? Geef toe: we dromen toch allemaal van zo'n aardig blikken knulletje dat in onze plaats aanschuift in de wachtrij, de afwas doet en tussendoor de dakgoot ontstopt, zodat wij ons kunnen bezighouden met aangenamere dingen.

En zie: ik ben niet de enige die er zo over denkt. In James May's Big Ideas gaat "die rare met zijn lang haar van Top Gear" wekelijks op zoek naar spitstechnologie die ons leven kan veranderen (in positieve zin, uiteraard). Zondag jl. wilde hij wel eens zien hoe dat zat met die robots waarover ik net sprak. Valt er al iets meer mee aan te vangen dan met hun logge voorouders uit de sixties? Ja, zo bleek na een uitgebreide kennismaking met ASIMO, de eerste robot die vlot kan lopen, rennen en zelfs trappen beklimmen. Deuren openen lukt nog niet zo best, maar een kniesoor die daarover struikelt. De jongste versie van ASIMO is zelfs ronduit revolutionair: uitgerust met camera's, leert hij voorwerpen herkennen en onthouden. Hij kent niet alleen het begrip 'stoel', hij weet ook dat er verschillende types stoelen bestaan. Dat belooft dus.

ASIMO (foto: Terry Donaghe op flickr.com)

Ik was echter het meest onder de indruk van een karretje dat enkel met behulp van de hersenen gestuurd wordt. Wil je naar links, dan moet je denken dat je iets met je linkerhand doet, en vice versa natuurlijk. Beeld u eens in, de mogelijkheden zijn eindeloos! Alhoewel. Zo'n nest elektroden op je schedelhuid, erg esthetisch is 't toch niet, en het viel me op dat May alle moeite had om zich op het sturen zonder handen te concentreren. Als hij zijn gedachten ook maar een nanoseconde liet afdwalen, dokkerde zijn vehikel al het decor in. Power of the mind, allemaal goed en wel, maar als je de hele tijd "rechts-links-rechts" moet zitten denken, kun je je uiteraard met niets anders bezighouden. En dat maakt het leven er juist niet makkelijker op, integendeel. Toch weer zelf aanschuiven dan maar. Quelle misère aan de Brouckère.

zaterdag 4 oktober 2008

De kop is er: De kop is er af!

Jubel en juicht! Ik heb zowaar de twijfelachtige eer om de eerste post - het woord "piloot-post" mag ik helaas niet gebruiken - op deze blog te mogen plaatsen.

Misschien is het geen slecht idee om in het allereerste bericht de 'topische vragen' te beantwoorden. Zie ons eens bijgeleerd hebben!

  • Wie? Drie studenten van de Master Journalistiek aan de Erasmushogeschool Brussel: Thijs, Jonas en Bregt.

  • Wat? Het bijhouden van een blog, en dan in het bijzonder eentje met "journalistieke ambities".

  • Waar? De url van onze blog geven, terwijl deze in de adresbalk bovenaan uw scherm staat, is maar al te gek.

  • Wanneer? 'Op geregelde tijdstippen' lijkt me geen slecht antwoord.

  • Hoe? Een heuse redactieraad met zijn drieën is er nog niet echt van gekomen. Maar ik neem de vrijheid om te stellen dat we alle drie op onze eigen manier te werk zullen gaan. Elk van ons vertrekkend vanuit onze interesses, passies en invalshoeken. Alles wat ons boeit, ons frappeert, ons beweegt, kan een aanleiding zijn tot een post. Correct me, if I'm wrong...

  • Waarom? Omdat schrijven leuk is! Omwille van de positieve reacties van vrienden en verwanten! Ter meerdere eer en glorie van onszelf! Omdat het een unieke kans is om aan te voelen wat de finesses zijn van on-line schrijven! En voor ik het vergeet, één of andere opdracht voor het vak 'Digitale Media' er misschien ook wel voor een klein beetje tussen...

  • Blandino's in Brussel? Hoewel we dus elk een eigen achtergrond hebben, is er toch een gemeenschappelijk verhaal. Vooraleer we in de knusse klasjes van de Campus Dansaert terechtkwamen, studeerden namelijk zowel Thijs, Jonas als mezelf aan de Faculteit Letteren & Wijsbegeerte van de Ugent. Deze faculteit, gehuisvest op de Blandijnberg, wordt vaak kortweg aangeduid als "Blandijn".

De term "blandino's" heeft dus weinig of niets te maken met dino's, al beweren sommigen dat je in de Blandijn-gangen behoorlijk wat kans maakt om wandelende fossielen tegen het lijf te lopen. Maar geen echte link met dinosaurussen dus, vergelijk het liever met andere koosnaampjes zoals "burgies" of "pol-en-soccers".

Persoonlijk heb ik het niet zo voor clichébeelden. De stereotype voorstellingswijze die bij "Blandino's" hoort, geldt bij uitbreiding voor het cliché van de Letterenstudent wereldwijd. Iedereen kent wel het beeld van de arty-farty, idealistische en langharige wereldverbeteraar die regelrecht op de werkloosheid afstevent.

Ik durf te stellen dat geen van ons drie (volledig) in dit profiel past, al wil ik natuurlijk niet spreken in naam van mijn twee collega-bloggers. Onze bijdrages aan deze blog zullen wel veel duidelijk maken, vermoed ik.

Als ik de verklaring van "Blandino's in Brussel" herlees, lijkt het net alsof er intensief en lang is nagedacht over de titel. Maar laat u niet misleiden en zoek er vooral niet te veel achter, dat doen wij ook niet. "Blandino's in Brussel" bekt gewoon lekker, toch?

foto: Lars Alfrink (op Flickr)


Zo, "de kop is er af", nu we het toch over clichés hebben... Voorlopig valt er hier nog niet veel spectaculairs te lezen, maar ik ga er van uit dat Jonas en Thijs daar binnenkort verandering in zullen brengen.

En als er na een paar weken nog steeds niemand naar deze webpagina's komt kijken, dan kan een wanhopige mediastunt altijd redding brengen. Een clown-op-rust die jonge dames bezwangert. TV-persoonlijkheden die plots neergeschoten worden. Of een wervelende televisieshow waarin organen te winnen zijn. We vinden wel iets dat de populariteit van deze blog de hoogte injaagt, moest dat nodig zijn.

En Jonas en Thijs: als jullie opmerkingen hebben over wat ik net geschreven heb, of ergens niet mee akkoord gaan, laat gerust horen in jullie volgende posts. Het kan de animositeit van de blog alleen maar verhogen. Want was conflict niet één van de factoren die kranten deden verkopen?