zondag 7 december 2008

Museumblues

Morgen is het zover: dan wordt het Diksmuidse herenhuis Oud Duinkerke, ook wel bekend als Huize Rouzée, openbaar verkocht. Als de notaris afklopt, weten we wie de nieuwe eigenaar wordt van dit historische pand.

De vorige eigenaar, Stad Diksmuide, doet het gebouw van de hand omdat er, zoals dat zo mooi ambtelijk heet, geen vooruitzicht was op nuttige herbestemming. Met andere woorden: het stadsbestuur wilde ervan af en heeft dat ook nooit onder stoelen of banken gestoken.

Desastreus

Want al wordt Huize Rouzée op de stedelijke website nog geroemd om zijn - ik citeer - 'prachtige gevelpartij', wie er de afgelopen jaren heentrok in de hoop er het stedelijk museum te vinden, keerde van een kale reis terug. Niks tentoonstelling over de plaatselijke diamantnijverheid, en ook geen aquarellen met stadsgezichten. Een gesloten deur en een dak vol duiven, dat was al.

Zes jaar geleden heette de sluiting nog tijdelijk te zijn: het toenmalige stadsbestuur maakte zelfs volop plannen om, met medewerking van een studiebureau, een nieuw concept voor het stedelijk museum te bedenken. Tevergeefs.

Hoe maak je een toerist wijs dat de Diksmuidse skyline in 1918 zowat een halve meter hoog was?

De voorgestelde herinrichting viel veel te duur uit voor de niet bepaald bemiddelde Boterstad, die liever investeerde in zijn nieuwe troetelkind, het interactieve bakkerijmuseum Westoria. Inmiddels is dat ook allang tenonder gegaan aan allerlei financiële kuiperijen, doch dit terzijde.

De doodssteek voor het stedelijk museum was het desastreuze bezoekersaantal. Nauwelijks drieduizend man kwam er jaarlijks over de vloer, tegenover maar liefst 75.000 voor het Memoriaal van de Vlaamse Ontvoogding, kortweg de IJzertoren. Probeer er dan maar eens de moed in te houden.

Weggestopt op de hoek van Weststraat en Wilgendijk, ver van elke toeristische activiteit, kwijnde het museum dan ook langzaam weg, slachtoffer van een ongelukkige locatie en een weinig aantrekkelijke verzameling.

Straffe verhalen

Tijdens de eerste wereldbrand zijn op vier jaar tijd acht eeuwen Diksmuidse geschiedenis volledig in puin geschoten, waardoor de stad zich samen met Ieper noodgedwongen richt op het slag toeristen dat graag slagvelden mag afdweilen en rondhost in gereconstrueerde loopgraven.

Extreme makeover '14-'18: het Diksmuidse stadhuis voor...

En daar wringt het schoentje. Waar Ieper erin geslaagd is zich op te werken tot het walhalla van Brits battlefield tourism in een sfeer van serene herdenking die niemand tegen de borst kan stuiten, torst Diksmuide de erfenis van twee wereldoorlogen met zich mee, inclusief een toren die al controverse opriep nog voor hij er goed en wel stond, en figuren die de Duitsers al bij al nog toffe peren vonden.

Hier vind je de oorlog op zijn lelijkst, en net dat is zo moeilijk te verkopen. Want hoe maak je een toerist wijs dat niets van wat hij ziet, ouder is dan negentig jaar? Dat de Diksmuidse skyline in 1918 zowat een halve meter hoog was? Als je niet laat zien hoe het vroeger was, hebben zulke straffe verhalen weinig zin.

... en na de Eerste Wereldoorlog (beelddatabank Universiteitsbibliotheek Ugent)

Dàt was een mooie rol geweest voor het stedelijk museum: laten zien dat Diksmuide niet zomaar een hoop gebouwen was die toevallig in de weg stonden van de houwitsers. Zeggen van: "hé mensen, die oorlog, allemaal goed en wel, maar dit hebben we ook nog."

In plaats daarvan opteert de stad voor een parcours van koperen klinknageltjes, de zogeheten Stadslink, die de wandelaar doorheen de binnenstad voert. Informatieborden (ook in braille!) ontsluieren op de historische plaatsen langs het traject alles wat je altijd al over Diksmuide wilde weten, maar nooit durfde vragen. Dat schijnt succesvol te zijn. Misschien ben ik de enige, maar ik zal het missen, dat armzalige museum.

0 Comments:

Post a Comment